Home ->Woordenboeken ->Duits/Frans ->Zoek: leitend

Duitse en Franse zoekresultaten voor: leitend

Overzicht
Duits naar Frans:   Meer gegevens...
  1. leitend:
  2. leiten:
  3. Wiktionary:

Duits

Uitgebreide vertaling voor leitend (Duits) in het Frans

leitend:

leitend bijvoeglijk naamwoord

  1. leitend (anführend; tonangebend; führend)
    premier; en premier lieu; en avant; décisif; sur le devant; en tête; décisive; qui fait autorité; d'abord; à l'avant
  2. leitend (führend)
    dirigeant
  3. leitend (voranstehende; maßgebend; tonangebend)
    notable; éminent; décisif; décisive; en tête; d'abord; premier; en avant; à l'avant; en premier lieu; sur le devant; qui fait autorité; qui donne le ton
  4. leitend (vor allen; führend; davor; tonangebend)
    sur le devant; en avant; en tête; en premier lieu; devant; en premier; au commencement; d'abord; à l'avant; à l'entrée

Vertaal Matrix voor leitend:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
devant Fassade; Front; Frontansicht; Gesicht; Giebel; Spitze; Vordere Giebel; Vorderrand; Vorderseite; vordere Ende
dirigeant Anführer; Anführerin; Führer; Gebieter; Geschützführer; Hauptmann; Hauptmänner; Kapitän; Kommandant; Kommandeur; Regierende; Schiffskapitän; Treuhänder; Verwalter; Vorsitzender
notable Standesperson; angesehene Person
premier Spitzenläufer
OverVerwante vertalingenAndere vertalingen
en avant vorauf
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
au commencement davor; führend; leitend; tonangebend; vor allen davor; dazu
d'abord anführend; davor; führend; leitend; maßgebend; tonangebend; vor allen; voranstehende an erster Stelle; anfangs; anfänglich; bevor; ehe; erstens; folgende; nachfolgeende; nächste; zum ersten
devant davor; führend; leitend; tonangebend; vor allen davor; dazu; vor; vorn
dirigeant führend; leitend
décisif anführend; führend; leitend; maßgebend; tonangebend; voranstehende ausschlaggebend; definitiv; endgültig; entscheidend; erforderlich; essentiell; hauptsächlich; lebensnotwendig; lebenswichtig; meistens; notwendig; nötig; triftig; unentbehrlich; unumstößlich; unwiderruflich; vital; wesentlich; wichtig; wirksam; zentral; überwiegend
décisive anführend; führend; leitend; maßgebend; tonangebend; voranstehende
en avant anführend; davor; führend; leitend; maßgebend; tonangebend; vor allen; voranstehende davor; dazu; nach vorn; voran; vornüber; vorwaerts; zuvor
en premier davor; führend; leitend; tonangebend; vor allen folgende; nachfolgeende; nächste
en premier lieu anführend; davor; führend; leitend; maßgebend; tonangebend; vor allen; voranstehende an erster Stelle; auf dem ersten Platz; aushäusig; außerdem; dabei; daneben; darüber; davor; dazu; erstens; namentlich; sonstig; vor allem; zum ersten; zusätzlich; über alles
en tête anführend; davor; führend; leitend; maßgebend; tonangebend; vor allen; voranstehende am Kopf; davor; dazu; vorneweg
notable leitend; maßgebend; tonangebend; voranstehende angesehen; ansehnlich; auffallend; auffällig; beachtenswert; beachtlich; bedeutend; bemerkenswert; beträchtlich; entscheidend; erheblich; essentiell; gern gesehen; geschätzt; hervorragend; hervorspringend; merklich; populär; prononciert; riesig; schwer; sichtbar; spürbar; ungewöhnlich; unverkennbar; wesentlich; wichtig; ziemlich
premier anführend; führend; leitend; maßgebend; tonangebend; voranstehende erste; erster; erstes; höchst; höchste; obere; oberer; oberes; oberste; oberster; oberstes
qui donne le ton leitend; maßgebend; tonangebend; voranstehende Ton angebend; früher; führend; maßgebend; vorangehend; vorhergehend; vorig
qui fait autorité anführend; führend; leitend; maßgebend; tonangebend; voranstehende Ton angebend; führend; maßgebend
sur le devant anführend; davor; führend; leitend; maßgebend; tonangebend; vor allen; voranstehende davor; dazu
à l'avant anführend; davor; führend; leitend; maßgebend; tonangebend; vor allen; voranstehende davor; dazu
à l'entrée davor; führend; leitend; tonangebend; vor allen davor; dazu
éminent leitend; maßgebend; tonangebend; voranstehende Ton angebend; ansehnlich; beachtenswert; bedeutend; bemerkenswert; beträchtlich; distingiert; erheblich; führend; gepflegt; herausragend; hervorspringend; hochstehend; maßgebend; prominent; riesig; schwer; sichtbar; vornehm; ziemlich

Synoniemen voor "leitend":


Wiktionary: leitend

leitend
adjective
  1. Qui dirige

leiten:

leiten werkwoord (leite, leitst, leitt, leitte, leittet, geleitet)

  1. leiten (kommandieren; führen; steuern; )
    mener; diriger; commander; avoir le commandement; ordonner; présider; gouverner; administrer; piloter
    • mener werkwoord (mène, mènes, menons, menez, )
    • diriger werkwoord (dirige, diriges, dirigeons, dirigez, )
    • commander werkwoord (commande, commandes, commandons, commandez, )
    • ordonner werkwoord (ordonne, ordonnes, ordonnons, ordonnez, )
    • présider werkwoord (préside, présides, présidons, présidez, )
    • gouverner werkwoord (gouverne, gouvernes, gouvernons, gouvernez, )
    • administrer werkwoord (administre, administres, administrons, administrez, )
    • piloter werkwoord (pilote, pilotes, pilotons, pilotez, )
  2. leiten (führen; lenken)
    conduire; guider; mener; diriger; entraîner; balayer
    • conduire werkwoord (conduis, conduit, conduisons, conduisez, )
    • guider werkwoord (guide, guides, guidons, guidez, )
    • mener werkwoord (mène, mènes, menons, menez, )
    • diriger werkwoord (dirige, diriges, dirigeons, dirigez, )
    • entraîner werkwoord (entraîne, entraînes, entraînons, entraînez, )
    • balayer werkwoord (balaye, balayes, balayons, balayez, )
  3. leiten (führen; anführen; dirigieren)
    conduire; gérer; diriger; gouverner; mener; présider; commander; manier; administrer
    • conduire werkwoord (conduis, conduit, conduisons, conduisez, )
    • gérer werkwoord (gère, gères, gérons, gérez, )
    • diriger werkwoord (dirige, diriges, dirigeons, dirigez, )
    • gouverner werkwoord (gouverne, gouvernes, gouvernons, gouvernez, )
    • mener werkwoord (mène, mènes, menons, menez, )
    • présider werkwoord (préside, présides, présidons, présidez, )
    • commander werkwoord (commande, commandes, commandons, commandez, )
    • manier werkwoord (manie, manies, manions, maniez, )
    • administrer werkwoord (administre, administres, administrons, administrez, )
  4. leiten (koordinieren; führen; lenken)
    coordonner; arranger; organiser
    • coordonner werkwoord (coordonne, coordonnes, coordonnons, coordonnez, )
    • arranger werkwoord (arrange, arranges, arrangeons, arrangez, )
    • organiser werkwoord (organise, organises, organisons, organisez, )
  5. leiten (verweisen; hinweisen; überweisen; )
    se référer à; renvoyer à

Conjugations for leiten:

Präsens
  1. leite
  2. leitst
  3. leitt
  4. leiten
  5. leitt
  6. leiten
Imperfekt
  1. leitte
  2. leittest
  3. leitte
  4. leitten
  5. leittet
  6. leitten
Perfekt
  1. habe geleitet
  2. hast geleitet
  3. hat geleitet
  4. haben geleitet
  5. habt geleitet
  6. haben geleitet
1. Konjunktiv [1]
  1. leite
  2. leitest
  3. leite
  4. leiten
  5. leitet
  6. leiten
2. Konjunktiv
  1. leitte
  2. leittest
  3. leitte
  4. leitten
  5. leittet
  6. leitten
Futur 1
  1. werde leiten
  2. wirst leiten
  3. wird leiten
  4. werden leiten
  5. werdet leiten
  6. werden leiten
1. Konjunktiv [2]
  1. würde leiten
  2. würdest leiten
  3. würde leiten
  4. würden leiten
  5. würdet leiten
  6. würden leiten
Diverses
  1. leit!
  2. leitt!
  3. leiten Sie!
  5. geleitet
  6. leitend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Vertaal Matrix voor leiten:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
organiser Anrichten; Verursachen
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
administrer anführen; anordnen; befehlen; dirigieren; führen; gebieten; kommandieren; leiten; lenken; steuern; verordnen administrieren; bewirtschaften; geben; jemandem etwas verabreichen; verabreichen; verwalten
arranger führen; koordinieren; leiten; lenken Freiden schließen; Maßregeln treffen; anordnen; arrangieren; aufbauen; aufmotzen; aufpolieren; aufstellen; ausbessern; ausrichten; ausstreichen; bauen; beilegen; deichseln; ebnen; egalisieren; einordnen; einrichten; einseifen; einsetzen; einteilen; erbauen; erfrischen; erneuern; errichten; fertigbringen; fertigkriegen; festlegen; gestalten; gliedern; glätten; gruppieren; gutmachen; herrichten; hinbiegen; hindeichseln; hinkriegen; in Ordnung bringen; inOrdnungbringen; innovieren; installieren; instandsetzen; klassifizieren; neugestalten; ordnen; organisieren; regeln; regulieren; renovieren; reparieren; restaurieren; schaffen; sortieren; steuern; veranstalten; verbessern; wiederherstellen; zustandebringen
avoir le commandement anordnen; befehlen; führen; gebieten; kommandieren; leiten; lenken; steuern; verordnen
balayer führen; leiten; lenken abräumen; abseifen; abwischen; aufwischen; aus dem Weg räumen; auslöschen; ausradieren; ausrotten; ausräumen; eliminieren; entleeren; entvölkern; erledigen; fortwischen; räumen; verschwimmen; vertilgen; wegfegen; wegwischen; wischen
commander anführen; anordnen; befehlen; dirigieren; führen; gebieten; kommandieren; leiten; lenken; steuern; verordnen Herr sein über; abtrennen; anfordern; anordnen; auftragen; ausladen; austragen; beauftragen; befehlen; beherrschen; bestellen; diktieren; entreißen; entziehen; erlassen; gebieten; herrschen; herrschen über; insHausliefern; kommandieren; kontrollieren; lenken; liefern; regieren; senden; steuern; verordnen; vorschreiben; zustellen
conduire anführen; dirigieren; führen; leiten; lenken begleiten; fahren; führen; geleiten; herumführen; lenken; mitgehen; steuern; wegbringen
coordonner führen; koordinieren; leiten; lenken
diriger anführen; anordnen; befehlen; dirigieren; führen; gebieten; kommandieren; leiten; lenken; steuern; verordnen administrieren; ansteuern; auftragen; beauftragen; befehlen; beherrschen; bewirtschaften; erlassen; fahren; gebieten; herrschen; kommandieren; kontrollieren; lenken; regieren; schwindeln; steuern; verwalten
entraîner führen; leiten; lenken abrichten; ausbilden; auslöschen; ausradieren; ausrotten; bestechen; betören; bezaubern; bilden; dahinziehen; dressieren; einstudieren; einüben; entvölkern; entwickeln; erledigen; exerzieren; fortziehen; heranbilden; heranlocken; herauslocken; ködern; mit sich mitschleifen; mitlocken; mitnehmen; mitschleppen; mitziehen; proben; repetieren; schleifen; schleppen; sichwiederholen; studieren; trainieren; treideln; verführen; verleiten; verlocken; vertilgen; weiterziehen; üben
gouverner anführen; anordnen; befehlen; dirigieren; führen; gebieten; kommandieren; leiten; lenken; steuern; verordnen befehlen; beherrschen; bezwingen; bezähmen; die Oberhand haben; gebieten; herrschen; kommandieren; kontrollieren; lenken; mächtiger sein; regieren; schalten; steuern; unterdrücken; walten; zurückhalten
guider führen; leiten; lenken schwindeln
gérer anführen; dirigieren; führen; leiten administrieren; bewirtschaften; bewältigen können; gewachsen sein; verwalten
manier anführen; dirigieren; führen; leiten behandeln; bewegen; bewältigen können; gewachsen sein; manövrieren
mener anführen; anordnen; befehlen; dirigieren; führen; gebieten; kommandieren; leiten; lenken; steuern; verordnen begleiten; geleiten; herumführen; mitgehen; vorangehen; vorausgehen; vorhergehen; wegbringen
ordonner anordnen; befehlen; führen; gebieten; kommandieren; leiten; lenken; steuern; verordnen alles auf die Reihe bringen; ankündigen; anordnen; ansagen; auftragen; beauftragen; befehlen; beherrschen; bekanntmachen; bestimmen; diktieren; einen Brief diktieren; erlassen; etwas erlaßen; gebieten; herrschen; kommandieren; regieren; verlesen; verordnen; vorschreiben
organiser führen; koordinieren; leiten; lenken Haus einrichten; anordnen; aufbauen; aufstellen; ausdenken; ausklügeln; ausrichten; austüfteln; bauen; deichseln; einrichten; erbauen; errichten; herrichten; ordnen; organisieren; planen; regeln; regulieren; sich ausdenken; steuern; veranstalten
piloter anordnen; befehlen; führen; gebieten; kommandieren; leiten; lenken; steuern; verordnen befahren; einlotsen; fahren; in den Hafen lotsen; lenken; navigieren; steuern
présider anführen; anordnen; befehlen; dirigieren; führen; gebieten; kommandieren; leiten; lenken; steuern; verordnen
renvoyer à ausschicken; einweisen; führen; geleiten; herüberschicken; hinweisen; hinüberschicken; leiten; lenken; schicken; senden; verweisen; weisen; überweisen hinweisen auf; verweisen auf
se référer à ausschicken; einweisen; führen; geleiten; herüberschicken; hinweisen; hinüberschicken; leiten; lenken; schicken; senden; verweisen; weisen; überweisen referieren; sichbeziehen; verweisen

Synoniemen voor "leiten":


Wiktionary: leiten

leiten
verb
  1. die Führung ausüben
  2. etwas in eine bestimmte Richtung/an ein bestimmtes Ziel lenken
leiten
verb
  1. toucher par un bout.
  2. gouverner, régir les affaires public ou particulier.
  3. mener, guider, diriger vers un lieu déterminé.
  4. accompagner quelqu’un pour lui montrer le chemin.
  5. Administrer pour le compte d’un autre
  6. Administrer, diriger, manager
  7. Administrer, diriger
  8. Servir à quelqu’un de guide dans le monde, dans une ville, etc.
  9. gouverner, diriger, conduire.
  10. tirer avec la règle des lignes droites sur du papier, du parchemin, du carton, etc. cf|papier réglé.
Cross Translation:
FromToVia
• leiten → commander; chapeauter; diriger ↔ head — (transitive) be in command of
• leiten → guider ↔ lead — guide or conduct with the hand, or by means of some physical contact connection
• leiten → commander; diriger ↔ lead — conduct or direct with authority
• leiten → gérer ↔ manage — to direct or be in charge
• leiten → superviser ↔ oversee — to supervise, guide, review or direct the actions of a person or group







Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.0946 seconde
Page rendered in 1.0 seconds