Overzicht
Duits naar Frans:   Meer gegevens...
  1. Friseur:
  2. Wiktionary:


Duits

Uitgebreide vertaling voor Friseur (Duits) in het Frans

Friseur:

Friseur [der ~] zelfstandig naamwoord

  1. der Friseur (Coiffeur; Frisör)
    le coiffeur; le barbier; le tondeur
    • coiffeur [le ~] zelfstandig naamwoord
    • barbier [le ~] zelfstandig naamwoord
    • tondeur [le ~] zelfstandig naamwoord
  2. der Friseur (Coiffeur; Coiffeurin; Frisör)
    le coiffeur

Vertaal Matrix voor Friseur:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
barbier Coiffeur; Friseur; Frisör Rasiersalon
coiffeur Coiffeur; Coiffeurin; Friseur; Frisör Friseursalon; Frisiersalon; Frisörsalon
tondeur Coiffeur; Friseur; Frisör

Synoniemen voor "Friseur":


Wiktionary: Friseur

Friseur
noun
  1. ein Fachmann für die Pflege des Kopfhaares und der Gestaltung der Frisur, ein Handwerksberuf, ein Haarschneider, Haarpfleger
Friseur
noun
  1. Personne dont le métier est de couper et coiffer les cheveux, et éventuellement la barbe

Cross Translation:
FromToVia
Friseur coiffeur; barbier; coiffeuse barber — profession
Friseur friseur friseur — a hairdresser
Friseur coiffeuse; coiffeur hairdresser — professional for haircutting or hairstyling
Friseur coiffeur kapper — beroep|nld iemand die beroepsmatig de kapsels van mensen verzorgt, haarkapper