Duits

Uitgebreide vertaling voor Glühen (Duits) in het Frans

Glühen:

Glühen [das ~] zelfstandig naamwoord

  1. Glühen
    l'incandescence
  2. Glühen (Dämmerung; Zwielicht; Finsternis; )
    la crépuscule; l'aube; la lueur; le moment crépusculaire; la pénombre; la demi-obscurité; la lumière crépusculaire; le demi-jour

Vertaal Matrix voor Glühen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aube Dämmerlicht; Dämmerung; Finsternis; Flimmern; Glühen; Halbdunkel; Zwielicht Morgendämmerung; Morgenrot; Morgenstunde; Paddel
crépuscule Dämmerlicht; Dämmerung; Finsternis; Flimmern; Glühen; Halbdunkel; Zwielicht Abenddämmerung; Dämmerung
demi-jour Dämmerlicht; Dämmerung; Finsternis; Flimmern; Glühen; Halbdunkel; Zwielicht
demi-obscurité Dämmerlicht; Dämmerung; Finsternis; Flimmern; Glühen; Halbdunkel; Zwielicht
incandescence Glühen
lueur Dämmerlicht; Dämmerung; Finsternis; Flimmern; Glühen; Halbdunkel; Zwielicht Abglanz; Angewohnheit; Flimmern; Funke; Funkeln; Fünkchen; Glitzern; Glänzen; Lichtsignal; Lichtzeichen; Schein; Schimmer; Schimmern; Signalflamme
lumière crépusculaire Dämmerlicht; Dämmerung; Finsternis; Flimmern; Glühen; Halbdunkel; Zwielicht
moment crépusculaire Dämmerlicht; Dämmerung; Finsternis; Flimmern; Glühen; Halbdunkel; Zwielicht Abenddämmerung; Dämmerung
pénombre Dämmerlicht; Dämmerung; Finsternis; Flimmern; Glühen; Halbdunkel; Zwielicht

Wiktionary: Glühen


Cross Translation:
FromToVia
Glühen recuit annealing — act of heating solid metal or glass