Duits

Uitgebreide vertaling voor Unpäßlichkeit (Duits) in het Frans

Unpäßlichkeit:

Unpäßlichkeit [die ~] zelfstandig naamwoord

  1. die Unpäßlichkeit (Übelkeit)
    l'horreur; le sentiment désagréable
  2. die Unpäßlichkeit (Unwohlsein; Menstruation; Periode; Regel)
    le mal de coeur; la nausée; la nausées; l'écoeurement; l'haut-le-coeur

Vertaal Matrix voor Unpäßlichkeit:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
haut-le-coeur Menstruation; Periode; Regel; Unpäßlichkeit; Unwohlsein
horreur Unpäßlichkeit; Übelkeit Abscheu; Abscheulichkeit; Ekel; Ekelhaftigkeit; Fiesling; Greuel; Schaurigkeit; Scheusal; Schrecken; Schrecknis; Verabscheuung; Widerwille; Widerwärtigkeit; widerlicher Mensch
mal de coeur Menstruation; Periode; Regel; Unpäßlichkeit; Unwohlsein
nausée Menstruation; Periode; Regel; Unpäßlichkeit; Unwohlsein
nausées Menstruation; Periode; Regel; Unpäßlichkeit; Unwohlsein
sentiment désagréable Unpäßlichkeit; Übelkeit
écoeurement Menstruation; Periode; Regel; Unpäßlichkeit; Unwohlsein

Computer vertaling door derden: