Duits

Uitgebreide vertaling voor gestempelt (Duits) in het Frans

gestempelt:

gestempelt bijvoeglijk naamwoord

  1. gestempelt
    marqué; tamponné; scellé

Vertaal Matrix voor gestempelt:

BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
marqué gestempelt gefurcht; genarbt; geriffelt
scellé gestempelt eingemeißelt; versiegelt
tamponné gestempelt frankiert

stempeln:

stempeln werkwoord (stempele, stempelst, stempelt, stempelte, stempeltet, gestempelt)

  1. stempeln (abstempeln; prägen)
    estampiller; timbrer; tamponner
    • estampiller werkwoord (estampille, estampilles, estampillons, estampillez, )
    • timbrer werkwoord (timbre, timbres, timbrons, timbrez, )
    • tamponner werkwoord (tamponne, tamponnes, tamponnons, tamponnez, )
  2. stempeln (abstempeln)
    timbrer; tamponner; pointer; cacheter; composter; oblitérer
    • timbrer werkwoord (timbre, timbres, timbrons, timbrez, )
    • tamponner werkwoord (tamponne, tamponnes, tamponnons, tamponnez, )
    • pointer werkwoord (pointe, pointes, pointons, pointez, )
    • cacheter werkwoord (cachette, cachettes, cachetons, cachetez, )
    • composter werkwoord (composte, compostes, compostons, compostez, )
    • oblitérer werkwoord (oblitère, oblitères, oblitérons, oblitérez, )
  3. stempeln
    mettre sa marque sur; laisser une forte empreinte sur; marquer; estamper
    • marquer werkwoord (marque, marques, marquons, marquez, )
    • estamper werkwoord (estampe, estampes, estampons, estampez, )
  4. stempeln (arbeitslos sein)
  5. stempeln (kennzeichnen)
    marquer; estampiller; timbrer
    • marquer werkwoord (marque, marques, marquons, marquez, )
    • estampiller werkwoord (estampille, estampilles, estampillons, estampillez, )
    • timbrer werkwoord (timbre, timbres, timbrons, timbrez, )

Conjugations for stempeln:

Präsens
  1. stempele
  2. stempelst
  3. stempelt
  4. stempelen
  5. stempelt
  6. stempelen
Imperfekt
  1. stempelte
  2. stempeltest
  3. stempelte
  4. stempelten
  5. stempeltet
  6. stempelten
Perfekt
  1. habe gestempelt
  2. hast gestempelt
  3. hat gestempelt
  4. haben gestempelt
  5. habt gestempelt
  6. haben gestempelt
1. Konjunktiv [1]
  1. stempele
  2. stempelest
  3. stempele
  4. stempelen
  5. stempelet
  6. stempelen
2. Konjunktiv
  1. stempelte
  2. stempeltest
  3. stempelte
  4. stempelten
  5. stempeltet
  6. stempelten
Futur 1
  1. werde stempeln
  2. wirst stempeln
  3. wird stempeln
  4. werden stempeln
  5. werdet stempeln
  6. werden stempeln
1. Konjunktiv [2]
  1. würde stempeln
  2. würdest stempeln
  3. würde stempeln
  4. würden stempeln
  5. würdet stempeln
  6. würden stempeln
Diverses
  1. stempel!
  2. stempelt!
  3. stempelen Sie!
  4. gestempelt
  5. stempelnd
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Vertaal Matrix voor stempeln:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
marquer Anstreichen
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
cacheter abstempeln; stempeln abdichten; abschliessen; besiegeln; isolieren; schließen; sperren; verriegeln; verschließen; versiegeln; zumachen; zusperren
composter abstempeln; stempeln
estamper stempeln begaunern; bemogeln; beschummeln; beschwindeln; betrügen; neppen; prellen; übervorteilen
estampiller abstempeln; kennzeichnen; prägen; stempeln
laisser une forte empreinte sur stempeln
marquer kennzeichnen; stempeln abgrenzen; abstechen; abstecken; abzeichnen; abzäunen; anbinden; anheften; ankreuzen; anmerken; anstreichen; antupfen; befestigen; beglaubigen; begrenzen; berühren; beschreiben; bezeichnen; brandmarken; charakterisieren; einbrennen; einen Gegensatz bilden; einhegen; einzäunen; festhaken; festheften; festlegen; festmachen; heften; kennzeichnen; leicht berühren; markieren; neppen; prellen; stigmatisieren; trassieren; tupfen; umzäunen; unterstreichen; übervorteilen
mettre sa marque sur stempeln
oblitérer abstempeln; stempeln
pointer abstempeln; stempeln ankreuzen; anspitzen; ausnehmen; darauf zeigen; die Uhr stechen; gellen; kennzeichnen; markieren; merken; spitzen; zeichnen; zeigen; zuspitzen
tamponner abstempeln; prägen; stempeln abtupfen; anfeuchten; ausgleichen; befeuchten; hauen; hämmern; rammen; schlagen; tupfen
timbrer abstempeln; kennzeichnen; prägen; stempeln anbinden; anheften; befestigen; beglaubigen; festhaken; festheften; festmachen; frankieren; freimachen; heften
être en chômage arbeitslos sein; stempeln
être sans emploi arbeitslos sein; stempeln
être sans travail arbeitslos sein; stempeln

Synoniemen voor "stempeln":


Wiktionary: stempeln

stempeln
verb
  1. Imprimer une figure, un dessin, des traits sur une surface.

Cross Translation:
FromToVia
stempeln tamponner stamp — give an official marking to