Home ->Woordenboeken ->Duits/Frans ->Vertaal kundgegeben

Vertaal kundgegeben van Duits naar Frans

Overzicht
Duits naar Frans:   Meer gegevens...
  1. kundgegeben:
  2. kundgeben:

Duits

Uitgebreide vertaling voor kundgegeben (Duits) in het Frans

kundgegeben:

kundgegeben bijvoeglijk naamwoord

  1. kundgegeben (demonstriert)
    manifesté

Vertaal Matrix voor kundgegeben:

BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
manifesté demonstriert; kundgegeben

kundgeben:

kundgeben werkwoord (gebee kund, gebest kund, gebet kund, gebete kund, gebetet kund, kundgegeben)

  1. kundgeben (ansagen; anschreiben)
    notifier; sommer; convoquer
    • notifier werkwoord (notifie, notifies, notifions, notifiez, )
    • sommer werkwoord (somme, sommes, sommons, sommez, )
    • convoquer werkwoord (convoque, convoques, convoquons, convoquez, )
  2. kundgeben (öffnen; offenbaren; vorführen; )
    se révéler; se manifester; se dévoiler; s'exprimer
  3. kundgeben (etwas ankündigen; melden; annoncieren; ansagen; ankündigen)
    annoncer; informer; notifier; signaler; faire savoir
    • annoncer werkwoord (annonce, annonces, annonçons, annoncez, )
    • informer werkwoord (informe, informes, informons, informez, )
    • notifier werkwoord (notifie, notifies, notifions, notifiez, )
    • signaler werkwoord (signale, signales, signalons, signalez, )
    • faire savoir werkwoord
  4. kundgeben (annoncieren; melden; ansagen; ankündigen)
    annoncer; arriver; approcher
    • annoncer werkwoord (annonce, annonces, annonçons, annoncez, )
    • arriver werkwoord (arrive, arrives, arrivons, arrivez, )
    • approcher werkwoord (approche, approches, approchons, approchez, )

Conjugations for kundgeben:

Präsens
  1. gebee kund
  2. gebest kund
  3. gebet kund
  4. gebeen kund
  5. gebet kund
  6. gebeen kund
Imperfekt
  1. gebete kund
  2. gebetest kund
  3. gebete kund
  4. gebeten kund
  5. gebetet kund
  6. gebeten kund
Perfekt
  1. habe kundgegeben
  2. hast kundgegeben
  3. hat kundgegeben
  4. haben kundgegeben
  5. habt kundgegeben
  6. haben kundgegeben
1. Konjunktiv [1]
  1. gebee kund
  2. gebeest kund
  3. gebee kund
  4. gebeen kund
  5. gebeet kund
  6. gebeen kund
2. Konjunktiv
  1. gebete kund
  2. gebetest kund
  3. gebete kund
  4. gebeten kund
  5. gebetet kund
  6. gebeten kund
Futur 1
  1. werde kundgeben
  2. wirst kundgeben
  3. wird kundgeben
  4. werden kundgeben
  5. werdet kundgeben
  6. werden kundgeben
1. Konjunktiv [2]
  1. würde kundgeben
  2. würdest kundgeben
  3. würde kundgeben
  4. würden kundgeben
  5. würdet kundgeben
  6. würden kundgeben
Diverses
  1. gebe kund!
  2. gebet kund!
  3. gebeen Sie kund!
  5. kundgegeben
  6. kundgebend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Vertaal Matrix voor kundgeben:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
arriver Stattfinden
convoquer Ankündigen; Anmelden; Ansagen; Anschreiben
sommer Ankündigen; Anmelden; Ansagen; Anschreiben
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
annoncer ankündigen; annoncieren; ansagen; etwas ankündigen; kundgeben; melden anmelden; annoncieren; anordnen; anzeigen; ausposaunen; ausrufen; befehlen; bekanntgeben; bekanntmachen; benachrichtigen; berichten; bestimmen; dekretieren; diktieren; erklären; erläutern; informieren; inserieren; melden; meldungmachen; mitteilen; sagen; sein Meinung geben; verkünden; verkündigen; verlesen; verordnen; veröffentlichen; von etwas in Kenntnis setzen; vorschreiben; warnen; wiedergeben
approcher ankündigen; annoncieren; ansagen; kundgeben; melden annähern; begegnen; bevorstehen; einfügen; einschieben; entgegengehen; entgegenkommen; herankommen; nahe herankommen
arriver ankündigen; annoncieren; ansagen; kundgeben; melden ablaufen; angelangen; ankommen; arrivieren; aufhören; aufsteigen; beenden; bewirken; bezwingen; durchsetzen; ein Gefühl kriegen; einlaufen; eintreffen; enden; erscheinen; fertigbringen; geraten; geschehen; heraneilen; herüberwehen; hingeraten; hinkommen; hinkriegen; hinüberwehen; kommen; passieren; schaffen; schnell kommen; sich ereignen; steigen; unterwerfen; vergehen; verstreichen; vollbringen; vollführen; vorbei gehen; vorbeiziehen; zähmen
convoquer ansagen; anschreiben; kundgeben aufbieten; auffordern; aufrufen; dämmern; einberufen; erinnern; fordern; herausfordern; herbeirufen; kommen lassen; laden; mahnen; rufen; tagen; vor Gericht laden; vorladen; zu sich rufen; zurufen; zusammenrufen; zuziehen
faire savoir ankündigen; annoncieren; ansagen; etwas ankündigen; kundgeben; melden anzeigen; bekanntgeben; benachrichtigen; berichten; erläutern; informieren; melden; meldungmachen; mitteilen; sagen; wiedergeben
informer ankündigen; annoncieren; ansagen; etwas ankündigen; kundgeben; melden ausschreiben; bekanntgeben; benennen; erklären; erwähnen; informieren; melden; mitteilen; nennen; titulieren
notifier ankündigen; annoncieren; ansagen; anschreiben; etwas ankündigen; kundgeben; melden auffordern; aufrufen; bekanntgeben; bekanntmachen; dämmern; einberufen; erinnern; fordern; herausfordern; herbeirufen; informieren; laden; mahnen; mitteilen; rufen; tagen; verkünden; verkündigen; veröffentlichen; von etwas in Kenntnis setzen; vor Gericht laden; vorladen; warnen
s'exprimer entschleiern; erleuchten; eröffnen; freigeben; hervorbringen; kundgeben; offenbaren; vorführen; vorweisen; öffnen ausdrücken; in Worte fassen; mitteilen; sich aus drücken
se dévoiler entschleiern; erleuchten; eröffnen; freigeben; hervorbringen; kundgeben; offenbaren; vorführen; vorweisen; öffnen
se manifester entschleiern; erleuchten; eröffnen; freigeben; hervorbringen; kundgeben; offenbaren; vorführen; vorweisen; öffnen ausdrücken; in Worte fassen; mitteilen; sich aus drücken
se révéler entschleiern; erleuchten; eröffnen; freigeben; hervorbringen; kundgeben; offenbaren; vorführen; vorweisen; öffnen entpuppen; sich entpuppen als
signaler ankündigen; annoncieren; ansagen; etwas ankündigen; kundgeben; melden Signale geben; aufklären; aufmerksam machen; bemerken; benachrichtigen; einordnen; einräumen; etwas andeuten; etwas zeigen; feststellen; hinstellen; hinweisen; informieren; merken; senden; signalisieren; spüren; telegrafieren; wahrnehmen
sommer ansagen; anschreiben; kundgeben anmahnen; auffordern; aufrufen; auftragen; beauftragen; befehlen; beherrschen; dämmern; einberufen; erinnern; erlassen; ermahnen; fordern; gebieten; herausfordern; herbeirufen; herrschen; kommandieren; laden; mahnen; mit Nchdruck daran erinnern; regieren; rufen; tagen; vor Gericht laden; vorladen

Synoniemen voor "kundgeben":


Computer vertaling door derden:






Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.0350 seconde
Page rendered in 1.0 seconds