Duits

Uitgebreide vertaling voor verhunzen (Duits) in het Frans

verhunzen:

verhunzen werkwoord (verhunze, verhunzt, verhunzte, verhunztet, verhunzt)

  1. verhunzen (ermorden; umbringen)
    assassiner; tuer; couper la gorge à; anéantir; serrer la gorge; exterminer; perfectionner; décharger; égorger
    • assassiner werkwoord (assassine, assassines, assassinons, assassinez, )
    • tuer werkwoord (tue, tues, tuons, tuez, )
    • couper la gorge à werkwoord
    • anéantir werkwoord (anéantis, anéantit, anéantissons, anéantissez, )
    • serrer la gorge werkwoord
    • exterminer werkwoord (extermine, extermines, exterminons, exterminez, )
    • perfectionner werkwoord (perfectionne, perfectionnes, perfectionnons, perfectionnez, )
    • décharger werkwoord (décharge, décharges, déchargons, déchargez, )
    • égorger werkwoord (égorge, égorges, égorgeons, égorgez, )
  2. verhunzen (vergällen; verderben; verpfuschen; vermasseln; vermurksen)
    gâcher; corrompre; empoisonner; gâter; empester
    • gâcher werkwoord (gâche, gâches, gâchons, gâchez, )
    • corrompre werkwoord (corromps, corromp, corrompons, corrompez, )
    • empoisonner werkwoord (empoisonne, empoisonnes, empoisonnons, empoisonnez, )
    • gâter werkwoord (gâte, gâtes, gâtons, gâtez, )
    • empester werkwoord (empeste, empestes, empestons, empestez, )
  3. verhunzen (verprassen; verschwenden; vergeuden; vertun; wegschmeißen)
    claquer son argent; gâcher; gaspiller; dilapider; dépenser follement; jeter
    • claquer son argent werkwoord
    • gâcher werkwoord (gâche, gâches, gâchons, gâchez, )
    • gaspiller werkwoord (gaspille, gaspilles, gaspillons, gaspillez, )
    • dilapider werkwoord (dilapide, dilapides, dilapidons, dilapidez, )
    • jeter werkwoord (jette, jettes, jetons, jetez, )
  4. verhunzen (vertun; verschwenden; verderben; )
    gaspiller; gâcher; dissiper; dépenser follement
    • gaspiller werkwoord (gaspille, gaspilles, gaspillons, gaspillez, )
    • gâcher werkwoord (gâche, gâches, gâchons, gâchez, )
    • dissiper werkwoord (dissipe, dissipes, dissipons, dissipez, )

Conjugations for verhunzen:

Präsens
  1. verhunze
  2. verhunzt
  3. verhunzt
  4. verhunzen
  5. verhunzt
  6. verhunzen
Imperfekt
  1. verhunzte
  2. verhunztest
  3. verhunzte
  4. verhunzten
  5. verhunztet
  6. verhunzten
Perfekt
  1. habe verhunzt
  2. hast verhunzt
  3. hat verhunzt
  4. haben verhunzt
  5. habt verhunzt
  6. haben verhunzt
1. Konjunktiv [1]
  1. verhunze
  2. verhunzest
  3. verhunze
  4. verhunzen
  5. verhunzet
  6. verhunzen
2. Konjunktiv
  1. verhunzete
  2. verhunzetest
  3. verhunzete
  4. verhunzeten
  5. verhunzetet
  6. verhunzeten
Futur 1
  1. werde verhunzen
  2. wirst verhunzen
  3. wird verhunzen
  4. werden verhunzen
  5. werdet verhunzen
  6. werden verhunzen
1. Konjunktiv [2]
  1. würde verhunzen
  2. würdest verhunzen
  3. würde verhunzen
  4. würden verhunzen
  5. würdet verhunzen
  6. würden verhunzen
Diverses
  1. verhunz!
  2. verhunzt!
  3. verhunzen Sie!
  4. verhunzt
  5. verhunzend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Vertaal Matrix voor verhunzen:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
anéantir ermorden; umbringen; verhunzen ausmerzen; ausrotten; ganz kaputt und auseinander holen; vertilgen
assassiner ermorden; umbringen; verhunzen abschießen; ausschalten; erledigen; ermorden; erschiessen; erschießen; exekutieren; fertigmachen; fusilieren; liquidieren; niederschießen; totschießen; töten; umbringen; vernichten
claquer son argent vergeuden; verhunzen; verprassen; verschwenden; vertun; wegschmeißen beleihen; seineErsparnisseverprassen; vergeuden; verpfänden; verprassen; verschwenden; versetzen
corrompre verderben; vergällen; verhunzen; vermasseln; vermurksen; verpfuschen abfaulen; bestechen; entarten; entstellen; faulen; korrumpieren; verderben; verfaulen; verpesten; verseuchen; wegfaulen
couper la gorge à ermorden; umbringen; verhunzen schlachten
dilapider vergeuden; verhunzen; verprassen; verschwenden; vertun; wegschmeißen
dissiper verderben; vergeuden; vergießen; verhunzen; verkrümeln; vermasseln; vermurksen; verpfuschen; verschwenden; vertun auseinanderstieben; auseinandertreiben; bummeln; sich verbreiten; vergeuden; versprengen; vertrödeln; vertun; zersteuen
décharger ermorden; umbringen; verhunzen abdanken; abgeben; abladen; ablassen; ablehnen; abreagieren; abschieben; abschießen; abweisen; aufleuchten; ausgießen; ausladen; auslassen; ausleeren; ausrangieren; ausscheiden; ausschenken; ausschütten; ausstoßen; beseitigen; blitzen; entfernen; entheben; entladen; entlassen; entleeren; erschießen; exekutieren; feiern; feuern; freiplädieren; freisprechen; fusilieren; knallen; leuchten; löschen; lösen; niederschießen; schießen; schießen auf; suspendieren; totschießen; verabschieden; von seiner Position vertreiben; zurückweisen
dépenser follement verderben; vergeuden; vergießen; verhunzen; verkrümeln; vermasseln; vermurksen; verpfuschen; verprassen; verschwenden; vertun; wegschmeißen beleihen; seineErsparnisseverprassen; vergeuden; verpfänden; verprassen; verschwenden; versetzen
empester verderben; vergällen; verhunzen; vermasseln; vermurksen; verpfuschen riechen; stinken
empoisonner verderben; vergällen; verhunzen; vermasseln; vermurksen; verpfuschen anstecken; etwas beschädigen; infizieren; vergiften; vergällen; verleiden; verseuchen
exterminer ermorden; umbringen; verhunzen ausmerzen; ausrotten; vertilgen
gaspiller verderben; vergeuden; vergießen; verhunzen; verkrümeln; vermasseln; vermurksen; verpfuschen; verprassen; verschwenden; vertun; wegschmeißen beleihen; bummeln; seineErsparnisseverprassen; verderben; vergeuden; verpesten; verpfänden; verprassen; verschwenden; versetzen; verseuchen; vertrödeln; vertun
gâcher verderben; vergeuden; vergießen; vergällen; verhunzen; verkrümeln; vermasseln; vermurksen; verpfuschen; verprassen; verschwenden; vertun; wegschmeißen abfaulen; ausfaulen; entarten; entstellen; faulen; fummeln; gerinnen; herumpfuschen; korrumpieren; pfuschen; sauer werden; stümpern; verderben; verfaulen; verkommen lassen; verlottern; verpesten; verpfuschen; verseuchen; vertun; verwahrlosen lassen; wegfaulen
gâter verderben; vergällen; verhunzen; vermasseln; vermurksen; verpfuschen abfaulen; faulen; verderben; verfaulen; vergiften; vergällen; verleiden; verpesten; verpfuschen; verseuchen; versorgen; verwöhnen; wegfaulen
jeter vergeuden; verhunzen; verprassen; verschwenden; vertun; wegschmeißen abwerfen; beseitigen; entfernen; herunterwerfen; hinabstossen; hinauswerfen; hinunterwerfen; hinwerfen; kugeln; loswerfen; schleudern; schmeißen; schmettern; stürzen; wegschmeißen; werfen; zuschütten; zuwerfen
perfectionner ermorden; umbringen; verhunzen abhelfen; aufbessern; ausbauen; ausbessern; beenden; berichtigen; bessern; ergänzen; erneuern; etwas vollkommen machen; fertigbringen; fertigmachen; fertigstellen; komplettieren; korrigieren; perfektionieren; renovieren; verbessern; veredeln; verfeinern; vervollkommnen; vervollständigen; vollenden
serrer la gorge ermorden; umbringen; verhunzen
tuer ermorden; umbringen; verhunzen abschießen; ausschalten; erledigen; ermorden; erschiessen; erschießen; exekutieren; fertigmachen; fusilieren; liquidieren; niederschießen; schlachten; totschießen; töten; umbringen; vernichten; über den Haufen schießen
égorger ermorden; umbringen; verhunzen abschießen; drosseln; erledigen; ermorden; erschiessen; erschießen; erwürgen; exekutieren; fertigmachen; fusilieren; niederschießen; schlachten; totschießen; töten; umbringen; würgen

Synoniemen voor "verhunzen":


Computer vertaling door derden: