Duits

Uitgebreide vertaling voor wegnehmen (Duits) in het Frans

wegnehmen:

wegnehmen werkwoord (nehme weg, nimmst weg, nimmt weg, nahm weg, nahmt weg, weggenommen)

  1. wegnehmen (aufholen; entnehmen; abnehmen; )
    emporter; enlever; prendre; recueillir; collecter; ramasser; aller chercher; lever; améliorer
    • emporter werkwoord (emporte, emportes, emportons, emportez, )
    • enlever werkwoord (enlève, enlèves, enlevons, enlevez, )
    • prendre werkwoord (prends, prend, prenons, prenez, )
    • recueillir werkwoord (recueille, recueilles, recueillons, recueillez, )
    • collecter werkwoord (collecte, collectes, collectons, collectez, )
    • ramasser werkwoord (ramasse, ramasses, ramassons, ramassez, )
    • aller chercher werkwoord
    • lever werkwoord (lève, lèves, levons, levez, )
    • améliorer werkwoord (améliore, améliores, améliorons, améliorez, )
  2. wegnehmen (abbauen; vermindern; sinken; )
    décliner; réduire; diminuer; se restreindre; baisser; amoindrir; régresser; décroître
    • décliner werkwoord (décline, déclines, déclinons, déclinez, )
    • réduire werkwoord (réduis, réduit, réduisons, réduisez, )
    • diminuer werkwoord (diminue, diminues, diminuons, diminuez, )
    • se restreindre werkwoord
    • baisser werkwoord (baisse, baisses, baissons, baissez, )
    • amoindrir werkwoord (amoindris, amoindrit, amoindrissons, amoindrissez, )
    • régresser werkwoord (régresse, régresses, régressons, régressez, )
    • décroître werkwoord (décroîs, décroît, décroîssons, décroîssez, )
  3. wegnehmen (entwenden; stehlen; klauen; )
    enlever; voler; prendre; chiper; dérober; retirer; piquer; ôter; barboter; faucher; marauder; piller; rafler; subtiliser; choper; s'emparer
    • enlever werkwoord (enlève, enlèves, enlevons, enlevez, )
    • voler werkwoord (vole, voles, volons, volez, )
    • prendre werkwoord (prends, prend, prenons, prenez, )
    • chiper werkwoord (chipe, chipes, chipons, chipez, )
    • dérober werkwoord (dérobe, dérobes, dérobons, dérobez, )
    • retirer werkwoord (retire, retires, retirons, retirez, )
    • piquer werkwoord (pique, piques, piquons, piquez, )
    • ôter werkwoord (ôte, ôtes, ôtons, ôtez, )
    • barboter werkwoord (barbote, barbotes, barbotons, barbotez, )
    • faucher werkwoord (fauche, fauches, fauchons, fauchez, )
    • marauder werkwoord (maraude, maraudes, maraudons, maraudez, )
    • piller werkwoord (pille, pilles, pillons, pillez, )
    • rafler werkwoord (rafle, rafles, raflons, raflez, )
    • subtiliser werkwoord (subtilise, subtilises, subtilisons, subtilisez, )
    • choper werkwoord (chope, chopes, chopons, chopez, )
    • s'emparer werkwoord
  4. wegnehmen (demontieren; entfernen; beseitigen; )
    démonter; démanteler; débrider; dégarnir; dégréer
    • démonter werkwoord (démonte, démontes, démontons, démontez, )
    • démanteler werkwoord (démantèle, démantèles, démantelons, démantelez, )
    • débrider werkwoord
    • dégarnir werkwoord (dégarnis, dégarnit, dégarnissons, dégarnissez, )
    • dégréer werkwoord (dégrée, dégrées, dégréons, dégréez, )
  5. wegnehmen (abnehmen; entnehmen; stehlen; )
    priver de; retirer; enlever; voler; ne pas suffire à; priver; dérober; prendre; subtiliser
    • priver de werkwoord
    • retirer werkwoord (retire, retires, retirons, retirez, )
    • enlever werkwoord (enlève, enlèves, enlevons, enlevez, )
    • voler werkwoord (vole, voles, volons, volez, )
    • ne pas suffire à werkwoord
    • priver werkwoord (prive, prives, privons, privez, )
    • dérober werkwoord (dérobe, dérobes, dérobons, dérobez, )
    • prendre werkwoord (prends, prend, prenons, prenez, )
    • subtiliser werkwoord (subtilise, subtilises, subtilisons, subtilisez, )
  6. wegnehmen (entnehmen; fortschleppen; abnehmen; fortnehmen; wegholen)
    voler; enlever; dépouiller; détrousser; dévaliser
    • voler werkwoord (vole, voles, volons, volez, )
    • enlever werkwoord (enlève, enlèves, enlevons, enlevez, )
    • dépouiller werkwoord (dépouille, dépouilles, dépouillons, dépouillez, )
    • détrousser werkwoord
    • dévaliser werkwoord (dévalise, dévalises, dévalisons, dévalisez, )

Conjugations for wegnehmen:

Präsens
  1. nehme weg
  2. nimmst weg
  3. nimmt weg
  4. nehmen weg
  5. nehmt weg
  6. nehmen weg
Imperfekt
  1. nahm weg
  2. nahmst weg
  3. nahm weg
  4. nahmen weg
  5. nahmt weg
  6. nahmen weg
Perfekt
  1. habe weggenommen
  2. hast weggenommen
  3. hat weggenommen
  4. haben weggenommen
  5. habt weggenommen
  6. haben weggenommen
1. Konjunktiv [1]
  1. nehme weg
  2. nehmest weg
  3. nehme weg
  4. nehmen weg
  5. nehmet weg
  6. nehmen weg
2. Konjunktiv
  1. nähme weg
  2. nähmest weg
  3. nähme weg
  4. nähmen weg
  5. nähmet weg
  6. nähmen weg
Futur 1
  1. werde wegnehmen
  2. wirst wegnehmen
  3. wird wegnehmen
  4. werden wegnehmen
  5. werdet wegnehmen
  6. werden wegnehmen
1. Konjunktiv [2]
  1. würde wegnehmen
  2. würdest wegnehmen
  3. würde wegnehmen
  4. würden wegnehmen
  5. würdet wegnehmen
  6. würden wegnehmen
Diverses
  1. nimm weg!
  2. nehmt weg!
  3. nehmen Sie weg!
  4. weggenommen
  5. wegnehmend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Vertaal Matrix voor wegnehmen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
diminuer Abnutzen; Verschleißen; sich Mindern
décroître Absterben
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aller chercher abnehmen; abräumen; aufholen; entfernen; entnehmen; fortnehmen; wegholen; wegnehmen abholen; aufpicken; bekommen; einsammeln; holen
amoindrir abbauen; abschwächen; fallen; fortnehmen; herabmindern; herabsetzen; kürzen; mindern; nachlassen; reduzieren; schmälern; schrumpfen; schwinden; schwächen; setzen; sinken; sparen; verknappen; vermindern; verringern; versiegen; wegnehmen; zurückgehen; zusammengehen abnehmen; beschränken; die Ausgaben einschränken; einschrumpfen; einschränken; geringer werden; herabsetzen; kürzen; mindern; minimalisieren; reduzieren; schlechter werden; schrumpfen; schwinden; sich einschränken; sparsamer leben; verkleinern; vermindern; verringern; weniger werden; zurückgehen; zusammenschrumpfen
améliorer abnehmen; abräumen; aufholen; entfernen; entnehmen; fortnehmen; wegholen; wegnehmen abhelfen; aufbessern; ausbauen; ausbessern; beenden; berichtigen; besser werden; bessern; ergänzen; erneuern; etwas vollkommen machen; fertigbringen; fertigmachen; fertigstellen; komplettieren; korrigieren; perfektionieren; renovieren; verbessern; veredeln; verfeinern; vervollkommnen; vervollständigen; vollenden; vorausbringen
baisser abbauen; abschwächen; fallen; fortnehmen; herabmindern; herabsetzen; kürzen; mindern; nachlassen; reduzieren; schmälern; schrumpfen; schwinden; schwächen; setzen; sinken; sparen; verknappen; vermindern; verringern; versiegen; wegnehmen; zurückgehen; zusammengehen abblenden; abnehmen; abrutschen; aus Zink; beschränken; die Ausgaben einschränken; durchfallen; durchrasseln; einnicken; einpacken; einsacken; einschlafen; einschlummern; einschrumpfen; einschränken; einsinken; einstürzen; fallen; galvanisieren; geringer werden; herabmindern; herabsacken; herabsetzen; herabtragen; herunterrutschen; hinunterbringen; kürzen; mindern; niedriger machen; reduzieren; sausen; schlechter werden; schrumpfen; segeln; senken; setzen; sich einschränken; sickern; sinken; sparsamer leben; verblassen; vermindern; verringern; versenken; versinken; verzinken; weniger werden; zinken; zurückgehen
barboter abhandenmachen; entwenden; hinterziehen; klauen; rauben; stehlen; veruntreuen; wegnehmen; wegschnappen Wasser treten; barfußim Wasser waten; grapschen; klemmen; krallen; wegkappern
chiper abhandenmachen; entwenden; hinterziehen; klauen; rauben; stehlen; veruntreuen; wegnehmen; wegschnappen abhandenmachen; ablecken; abschmeicheln; einstecken; erbetteln; grapschen; klauen; klemmen; krallen; lecken; naschen; rauben; stehlen; wegkappern; wegschnappen
choper abhandenmachen; entwenden; hinterziehen; klauen; rauben; stehlen; veruntreuen; wegnehmen; wegschnappen abhandenmachen; abschmeicheln; erbetteln; erfassen; ergreifen; ertappen; erwischen; fangen; fassen; schnappen
collecter abnehmen; abräumen; aufholen; entfernen; entnehmen; fortnehmen; wegholen; wegnehmen zusammenführen; zusammentragen
diminuer abbauen; abschwächen; fallen; fortnehmen; herabmindern; herabsetzen; kürzen; mindern; nachlassen; reduzieren; schmälern; schrumpfen; schwinden; schwächen; setzen; sinken; sparen; verknappen; vermindern; verringern; versiegen; wegnehmen; zurückgehen; zusammengehen abnehmen; abrutschen; aus Zink; beschränken; die Ausgaben einschränken; durchfallen; durchrasseln; einkürzen; einnicken; einpacken; einsacken; einschlafen; einschlummern; einschrumpfen; einschränken; einsinken; einstürzen; fallen; galvanisieren; geringer werden; herabsacken; herabsetzen; herunterrutschen; kürzen; kürzer machen; kürzermachen; mindern; minimalisieren; mit Masse benutzen; mässigen; reduzieren; sausen; schlechter werden; schmälern; schrumpfen; schwinden; segeln; senken; setzen; sich einschränken; sickern; sinken; sparsamer leben; verkleinern; verknappen; verkürzen; vermindern; verringern; versenken; versinken; verzinken; weniger werden; zinken; zurückfahren; zurückgehen; zurückprallen; zurückscheuen; zurückschrecken; zurückzaudern; zurückzucken; zusammenschrumpfen
débrider abtakeln; beseitigen; demontieren; entfernen; entfestigen; fortschaffen; räumen; wegnehmen; wegräumen; wegschaffen
décliner abbauen; abschwächen; fallen; fortnehmen; herabmindern; herabsetzen; kürzen; mindern; nachlassen; reduzieren; schmälern; schrumpfen; schwinden; schwächen; setzen; sinken; sparen; verknappen; vermindern; verringern; versiegen; wegnehmen; zurückgehen; zusammengehen ablehnen; abstoßen; abwandeln; abweisen; abändern; beugen; deklinieren; geringer werden; konjugieren; schlechter werden; verbeugen; verblassen; vermindern; verringern; weigern; weniger werden; zurückweisen
décroître abbauen; abschwächen; fallen; fortnehmen; herabmindern; herabsetzen; kürzen; mindern; nachlassen; reduzieren; schmälern; schrumpfen; schwinden; schwächen; setzen; sinken; sparen; verknappen; vermindern; verringern; versiegen; wegnehmen; zurückgehen; zusammengehen abnehmen; abrutschen; aus Zink; beschränken; durchfallen; durchrasseln; einnicken; einpacken; einsacken; einschlafen; einschlummern; einschrumpfen; einschränken; einsinken; einstürzen; fallen; galvanisieren; geringer werden; herabsacken; herabsetzen; herunterrutschen; kürzen; mindern; minimalisieren; reduzieren; sausen; schlechter werden; schrumpfen; schwinden; segeln; senken; setzen; sickern; sinken; verkleinern; vermindern; verringern; versenken; versinken; verzinken; weniger werden; zinken; zurückfahren; zurückgehen; zurückprallen; zurückscheuen; zurückschrecken; zurückzaudern; zurückzucken; zusammenschrumpfen
dégarnir abtakeln; beseitigen; demontieren; entfernen; entfestigen; fortschaffen; räumen; wegnehmen; wegräumen; wegschaffen ausheben; ausleeren; ausräumen; entledigen; entleeren; herausnehmen; leeren; sich von etwas entledigen
dégréer abtakeln; beseitigen; demontieren; entfernen; entfestigen; fortschaffen; räumen; wegnehmen; wegräumen; wegschaffen
démanteler abtakeln; beseitigen; demontieren; entfernen; entfestigen; fortschaffen; räumen; wegnehmen; wegräumen; wegschaffen
démonter abtakeln; beseitigen; demontieren; entfernen; entfestigen; fortschaffen; räumen; wegnehmen; wegräumen; wegschaffen Bereitstellung aufheben; abbrechen; abreißen; abtragen; abwracken; auflösen; aufteilen; auseinanderfallen; aushöhlen; ausreißen; entnerven; ganz kaputt und auseinander holen; herauslösen; lösen; niederreißen; spalten; trennen; verschrotten; wegbrechen; wegreißen; zehren; zerfallen; zerfetzen; zerlegen; zerreissen; zerreißen; zersetzen
dépouiller abnehmen; entnehmen; fortnehmen; fortschleppen; wegholen; wegnehmen abdecken; abhäuten; ausplündern; ausrauben; ausschüttern; ausziehen; einbrechen; enthäuten; plündern; rauben; schinden; stehlen
dérober abhandenmachen; abnehmen; entnehmen; entwenden; fortnehmen; hinterziehen; klauen; rauben; stehlen; veruntreuen; wegholen; wegnehmen; wegschnappen abstauben; abstäuben; aufdröseln; aufknoten; aufknöpfen; auflösen; auseinanderfasern; ausfasern; ausfransen; ausfädeln; auskundschaften; auslesen; ausplündern; ausrauben; aussondern; aussuchen; auswählen; ausziehen; enteignen; entknoten; enträtseln; entwenden; entwirren; entziffern; erforschen; ergründen; erkunden; forschen; herauspicken; heraussuchen; hinterziehen; klauben; klauen; plündern; rauben; rupfen; sammeln; selektieren; sich aneignen; sichten; sieben; sortieren; stehlen; stochern; trennen; unterschlagen; verhehlen; verheimlichen; veruntreuen; wegschnappen; zerfasern; zupfen; zurückbehalten; zurückhalten; überfallen
détrousser abnehmen; entnehmen; fortnehmen; fortschleppen; wegholen; wegnehmen
dévaliser abnehmen; entnehmen; fortnehmen; fortschleppen; wegholen; wegnehmen ausnehmen; ausplündern; auspressen; ausrauben; einbrechen; plündern; rauben; stehlen
emporter abnehmen; abräumen; aufholen; entfernen; entnehmen; fortnehmen; wegholen; wegnehmen abführen; abtragen; ausheben; ausleeren; ausräumen; davontragen; entleeren; fortbringen; fortfahren; fortführen; fortschaffen; fortschleppen; forttragen; herausnehmen; leeren; mitlocken; mitnehmen; mitschleppen; mitziehen; schleppen; wegbringen; wegführen; wegschaffen; wegschleppen; wegtragen
enlever abhandenmachen; abnehmen; abräumen; aufholen; entfernen; entnehmen; entwenden; fortnehmen; fortschleppen; hinterziehen; klauen; rauben; stehlen; veruntreuen; wegholen; wegnehmen; wegschnappen abreißen; abräumen; abtrennen; aufdröseln; aufnesteln; aus dem Weg räumen; ausheben; ausholen; auskleiden; ausleeren; auslöschen; ausnehmen; ausradieren; ausrotten; ausräumen; ausziehen; blamieren; entblößen; entführen; entgegenhalten; entkleiden; entleeren; entvölkern; erledigen; freimachen; herausnehmen; herunterholen; jemandem etwas nachtragen; leeren; leermachen; nachtragen; nachtragend sein; pflücken; räumen; rügen; schelten; tadeln; verleumden; verstecken; vertilgen; verweisen; vorhalten; vorrücken; vorwerfen; wegschneiden; wegstecken; zurechtweisen
faucher abhandenmachen; entwenden; hinterziehen; klauen; rauben; stehlen; veruntreuen; wegnehmen; wegschnappen abhandenmachen; abschmeicheln; einstecken; erbetteln; hinlegen; mähen
lever abnehmen; abräumen; aufholen; entfernen; entnehmen; fortnehmen; wegholen; wegnehmen anheben; annullieren; anschwellen; anwachsen; aufbringen; aufheben; aufholen; aufhöhen; aufleuchten; aufschwellen; aufstehen; aufstocken; aufwinden; aufziehen; ausbauen; ausbreiten; ausdehnen; ausheben; ausweiten; blitzen; emporheben; emporsteigen; emporziehen; entnehmen; erheben; erhöhen; erweitern; expandieren; heben; herauslösen; herausziehen; herbeiziehen; hinaufbringen; hinaufgehen; hinaufschrauben; hinzuziehen; hissen; hochhalten; hochheben; hochnehmen; hochschrauben; hochziehen; leuchten; nach oben ziehen; schwellen; sich erheben; steigen; takeln; umhochziehen; vergrößern; widerrufen; winden; ziehen; zunehmen; zuziehen
marauder abhandenmachen; entwenden; hinterziehen; klauen; rauben; stehlen; veruntreuen; wegnehmen; wegschnappen
ne pas suffire à abnehmen; entnehmen; fortnehmen; rauben; stehlen; wegholen; wegnehmen
piller abhandenmachen; entwenden; hinterziehen; klauen; rauben; stehlen; veruntreuen; wegnehmen; wegschnappen abhandenmachen; abschmeicheln; ausplündern; ausrauben; einstecken; erbetteln; plündern; rauben; stehlen; überfallen
piquer abhandenmachen; entwenden; hinterziehen; klauen; rauben; stehlen; veruntreuen; wegnehmen; wegschnappen abhandenmachen; abschmeicheln; abstauben; abstäuben; anbeißen; anfressen; anregen; anreizen; anspornen; auf die Nerven gehen; aufreizen; aufwinden; beißen; belästigen; einstechen; einstecken; enteignen; entwenden; erbetteln; erfassen; ergreifen; erhitzen; erregen; ertappen; erwischen; fangen; fassen; genießen; grapschen; irritieren; kitzeln; klauen; klemmen; knuddeln; kosen; krallen; prickeln; raspeln; rauben; reiben; reizen; schleckern; schlemmen; schmausen; schmeicheln; schnappen; spritzen; stechen; stecken; stehlen; sticheln; stimulieren; strecken; stören; verletzen; wegkappern; wegschnappen; zubeißen; ärgern
prendre abhandenmachen; abnehmen; abräumen; aufholen; entfernen; entnehmen; entwenden; fortnehmen; hinterziehen; klauen; rauben; stehlen; veruntreuen; wegholen; wegnehmen; wegschnappen abfangen; abholen; absorbieren; akzeptieren; aneinanderreihen; anfangen; anfassen; anheben; annehmen; anpacken; ansammeln; anwenden; anwerben; aufheben; auflesen; aufnehmen; aufpicken; aufsammeln; aufsaugen; aufschnappen; auslesen; ausschlürfen; auswählen; beginnen; begreifen; bekommen; benutzen; besetzen; bestricken; blamieren; ein Geschenk annehmen; eingreifen; einkassieren; einpacken; einsammeln; einsetzen; einstecken; empfangen; entgegenhalten; erfassen; ergreifen; erhaschen; erobern; erwerben; erwischen; etwas bekommen; etwas holen; fangen; fassen; faszinieren; fesseln; festgreifen; festhalten; festnehmen; gebrauchen; gewinnen; grabbeln; grapschen; greifen; handhaben; hantieren; herauspicken; heraussuchen; hervorholen; hinnehmen; holen; in Empfang nehmen; intrigieren; jemandem etwas nachtragen; ketten; klemmen; krallen; kriegen; nachtragen; nachtragend sein; nehmen; packen; rügen

Synoniemen voor "wegnehmen":


Wiktionary: wegnehmen

wegnehmen
verb
  1. Prendre de nouveau. (Sens général)
  2. Traductions à vérifier et à trier
  3. tirer une chose de la place où elle est. Se dit aussi en parlant des personnes et des animaux.

Cross Translation:
FromToVia
wegnehmen dénuer; priver deprive — take something away; deny someone of something
wegnehmen prendre afpakken — ontnemen
wegnehmen enlever weghalen — van zijn plaats halen

Computer vertaling door derden: