Overzicht
Duits naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. zinken:
  2. Wiktionary:


Duits

Uitgebreide vertaling voor Zinke (Duits) in het Nederlands

Zinke:


Synoniemen voor "Zinke":


Wiktionary: Zinke


Cross Translation:
FromToVia
Zinke punt tine — prong
Zinke piek; topje; neus; punt; spits; tip; top; besluit; eind; einde; voleinding; beëindiging; end boutpartie extrême d’une chose.
Zinke piek; topje; neus; punt; spits; tip; top; hoogtepunt; toppunt cime — La partie la plus haute d’une montagne, d’un rocher, d’un arbre, etc.
Zinke piek; topje; neus; punt; hoogtepunt; spits; tip; top pointeextrémité piquante et aiguë de quelque chose que ce être.

Zinke vorm van zinken:

zinken werkwoord (zinke, zinkst, zinkt, zinkte, zinktet, gezinkt)

  1. zinken (abrutschen; senken; einsacken; )
    zakken; kelderen
    • zakken werkwoord (zak, zakt, zakte, zakten, gezakt)
    • kelderen werkwoord (kelder, keldert, kelderde, kelderden, gekelderd)

Conjugations for zinken:

Präsens
  1. zinke
  2. zinkst
  3. zinkt
  4. zinken
  5. zinkt
  6. zinken
Imperfekt
  1. zinkte
  2. zinktest
  3. zinkte
  4. zinkten
  5. zinktet
  6. zinkten
Perfekt
  1. habe gezinkt
  2. hast gezinkt
  3. hat gezinkt
  4. haben gezinkt
  5. habt gezinkt
  6. haben gezinkt
1. Konjunktiv [1]
  1. zinke
  2. zinkest
  3. zinke
  4. zinken
  5. zinket
  6. zinken
2. Konjunktiv
  1. zinkte
  2. zinktest
  3. zinkte
  4. zinkten
  5. zinktet
  6. zinkten
Futur 1
  1. werde zinken
  2. wirst zinken
  3. wird zinken
  4. werden zinken
  5. werdet zinken
  6. werden zinken
1. Konjunktiv [2]
  1. würde zinken
  2. würdest zinken
  3. würde zinken
  4. würden zinken
  5. würdet zinken
  6. würden zinken
Diverses
  1. zink!
  2. zinkt!
  3. zinken Sie!
  4. gezinkt
  5. zinkend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Vertaal Matrix voor zinken:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
kelderen Abrutschen; Einsinken; Sinken; Zurückfallen; stark im Wert fallen
zakken Taschen; Tüten
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
kelderen abrutschen; aus Zink; durchfallen; durchrasseln; einnicken; einpacken; einsacken; einschlafen; einschlummern; einsinken; einstürzen; fallen; galvanisieren; herabsacken; herunterrutschen; sausen; segeln; senken; setzen; sickern; sinken; versenken; versinken; verzinken; zinken kippen; purzeln; stark im Wert fallen; stolpern; stürzen; taumeln; umfallen; umkippen
zakken abrutschen; aus Zink; durchfallen; durchrasseln; einnicken; einpacken; einsacken; einschlafen; einschlummern; einsinken; einstürzen; fallen; galvanisieren; herabsacken; herunterrutschen; sausen; segeln; senken; setzen; sickern; sinken; versenken; versinken; verzinken; zinken

Wiktionary: zinken

zinken
adjective
  1. attributiv: aus Zink bestehend