Overzicht
Duits naar Nederlands: Meer gegevens...
-
scharf:
- vurig; warm; gloeiend; fel; hevig; fonkelend; brandend; scherp; heet; pikant; scherp van smaak; scherpgerand; vlijmend; hanig; snibbig; vinnig; pinnig; felle; pittig; smaak prikkelend; hel; kattig; onvriendelijk; bits; snauwerig; spinnig; kruidig; gekruid; hartig; gepeperd; wreed; onmenselijk; bruut; monsterlijk; barbaars; inhumaan; beestachtig; in hoge mate; geducht; goed snijdend; bijtend; inwerkend; invretend; inbijtend; bijterig; vlijmscherp; messcherp; sarcastisch; met sarcasme; heftig; onbeheerst; onstuimig; gewelddadig; agressief
-
Wiktionary:
- scharf → scherp
- scharf → gevoelig, scherp, zwaar, wreed, pikant, pittig, heet, lekker, geil, porno, scherpe, puntig, gepunt, straf, sterk, zurig, zurige, bijtend, doordringend, fel, guur, schel, schril, snerpend, snijdend, vlijmend, hatelijk, zuur, acuut, helder, fijn, spitsvondig, subtiel, ad rem, geestig, gevat, snedig, gekuist, bits, snibbig, kruidig, prikkelend, spits, vooruitstrevend, merkwaardig, opmerkelijk, op de voorgrond tredend, prominent, uitstekend, vooruitstekend, bitter
Duits
Uitgebreide vertaling voor scharf (Duits) in het Nederlands
scharf:
-
scharf (brennend; feurig; entzündet)
-
scharf (scharf gewürzt; pikant; würzig; gepfeffert)
scherp; heet; pikant; scherp van smaak-
scherp bijvoeglijk naamwoord
-
heet bijvoeglijk naamwoord
-
pikant bijvoeglijk naamwoord
-
scherp van smaak bijvoeglijk naamwoord
-
-
scharf (kantig; schneidend; eckig)
-
scharf (bissig; spitzig)
-
scharf (grell; grimmig)
-
scharf (prikelnder Geschmack; pikant)
heet; pikant; pittig; smaak prikkelend-
heet bijvoeglijk naamwoord
-
pikant bijvoeglijk naamwoord
-
pittig bijvoeglijk naamwoord
-
smaak prikkelend bijvoeglijk naamwoord
-
-
scharf (hell; grell; spitz; schrill; schroff)
-
scharf (schnippisch; bissig)
-
scharf (gewürzt; würzig; gepfeffert)
-
scharf (gewürzt; würzig; gepfeffert; pikant; herzhaft; feurig)
-
scharf (unmenschlich; furchtbar; roh; grausam; herzlos; hart; grob; wild; brutal; fürchterlich; entsetzlich; bestialisch; barbarisch; schauervoll; schrecklich; gewaltig; scheußlich; gräßlich; schaurig; grausig; abscheulich; grauenerregend; abscheuerregend)
wreed; onmenselijk; bruut; monsterlijk; barbaars; inhumaan; beestachtig-
wreed bijvoeglijk naamwoord
-
onmenselijk bijvoeglijk naamwoord
-
bruut bijvoeglijk naamwoord
-
monsterlijk bijvoeglijk naamwoord
-
barbaars bijvoeglijk naamwoord
-
inhumaan bijvoeglijk naamwoord
-
beestachtig bijvoeglijk naamwoord
-
-
scharf (schwerverdaulich; fett; ungeheuer; großartig; energisch; schwer; stark; gewaltig; mächtig; enorm; herrschaftlich; kolossal; formidabel)
-
scharf (gut schneidend)
goed snijdend-
goed snijdend bijvoeglijk naamwoord
-
-
scharf (beißend; sarkastisch; ätzend; bissig; schneidend; einfressend)
-
scharf
-
scharf (messerscharf; beißend)
-
scharf (sarkastisch; schneidend; stoppelig; anzüglich; ätzend; bissig; gehässig; stachlig; beißend)
-
scharf (unbeherrscht; grimmig; hemmungslos; gellend; hell; hart; grob; leidenschaftlich; grell; heftig; bewegt; stürmisch; hitzig; höllisch; jähzornig; temperamentvoll; klirrend; ungestüm; auffahrend)
heftig; onbeheerst; onstuimig-
heftig bijvoeglijk naamwoord
-
onbeheerst bijvoeglijk naamwoord
-
onstuimig bijvoeglijk naamwoord
-
-
scharf (aggressiv; gewalttätig; gewaltsam; rüde; brutal; wild; stürmisch; struppig; schwer; stark; roh; schroff; störrisch; unsanft; ungestüm; zottig; unzart; stoppelig; zutäppisch)
Vertaal Matrix voor scharf:
Synoniemen voor "scharf":
Wiktionary: scharf
scharf
Cross Translation:
Cross Translation: