Duits

Uitgebreide vertaling voor Geschwindigkeit (Duits) in het Nederlands

Geschwindigkeit:

Geschwindigkeit [die ~] zelfstandig naamwoord

  1. die Geschwindigkeit (Schnelligkeit; Eile; Fahrgeschwindigkeit; )
    de snelheid; de vaart; de spoed; het tempo; de gang
    • snelheid [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • vaart [de ~] zelfstandig naamwoord
    • spoed [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • tempo [het ~] zelfstandig naamwoord
    • gang [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
  2. die Geschwindigkeit (Dynamik; Vermögen; Kraft; Schnellheit)
    de sterkte; de dynamiek; de kracht; de energie; fiksheid; de felheid
    • sterkte [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • dynamiek [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • kracht [de ~] zelfstandig naamwoord
    • energie [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • fiksheid [znw.] zelfstandig naamwoord
    • felheid [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
  3. die Geschwindigkeit (Schnelligkeit; Tempo; Zügigkeit; )
    de snelheid; de vlotheid; de vaart; rapiditeit; de gezwindheid; de schielijkheid; het tempo; rapheid; de vlugheid
  4. die Geschwindigkeit (Fahrgeschwindigkeit; Tempo; Reisegeschwindigkeit)
    de rijsnelheid
  5. die Geschwindigkeit (Schnelligkeit; Tempo)
    in volle vaart; de vaart
  6. die Geschwindigkeit (Gewandtheit; Flinkheit)
    kwiekheid

Vertaal Matrix voor Geschwindigkeit:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
dynamiek Dynamik; Geschwindigkeit; Kraft; Schnellheit; Vermögen Energie; Kraft; Triebkraft
energie Dynamik; Geschwindigkeit; Kraft; Schnellheit; Vermögen Arbeitsfähigkeit; Arbeitskraft; Arbeitslust; Energie; Feurigkeit; Geisteskraft; Hektik; Inbrunst; Kraft; Leistungsfähigkeit; Mentalität; Schneidigkeit; Seele; Spannkraft; Strom; Tatkraft; Triebkraft; Willenskraft; elektrischer Strom
felheid Dynamik; Geschwindigkeit; Kraft; Schnellheit; Vermögen Bissigkeit; Brunst; Eifer; Grellheit; Grimmigkeit; Heftigkeit; Inbrunst; Intensität; Leidenschaftlichkeit; Schärfe; Stachlichkeit; Stärke; Ungestüm
fiksheid Dynamik; Geschwindigkeit; Kraft; Schnellheit; Vermögen
gang Eile; Fahrgeschwindigkeit; Geschwindigkeit; Hast; Reisegeschwindigkeit; Schnelligkeit; Tempo Ausfahrt; Ausflug; Durchgang; Erkundung; Erkundungsfahrt; Exkurs; Exkursion; Expedition; Fahrt; Flur; Gang; Gasse; Gänge; Korridor; Lehrausflug; Marsch; Passage; Reise; Ritt; Schulausflug; Spazierfahrt; Spritzfahrt; Studienreise; Tour
gezwindheid Flinkheit; Geschwindigkeit; Gewandtheit; Raschheit; Schnelligkeit; Tempo; Zügigkeit
in volle vaart Geschwindigkeit; Schnelligkeit; Tempo
kracht Dynamik; Geschwindigkeit; Kraft; Schnellheit; Vermögen Arbeitsfähigkeit; Arbeitskraft; Arbeitslust; Bissigkeit; Brunst; Eifer; Energie; Feurigkeit; Fähigkeit; Grimmigkeit; Heftigkeit; Hektik; Inbrunst; Intensität; Kapazität; Kraft; Leidenschaftlichkeit; Leistungsfähigkeit; Leistungsvermögen; Macht; Schneidigkeit; Schärfe; Seele; Spannkraft; Stachlichkeit; Stärke; Tatkraft; Triebkraft; Ungestüm; Vermögen
kwiekheid Flinkheit; Geschwindigkeit; Gewandtheit
rapheid Flinkheit; Geschwindigkeit; Gewandtheit; Raschheit; Schnelligkeit; Tempo; Zügigkeit
rapiditeit Flinkheit; Geschwindigkeit; Gewandtheit; Raschheit; Schnelligkeit; Tempo; Zügigkeit
rijsnelheid Fahrgeschwindigkeit; Geschwindigkeit; Reisegeschwindigkeit; Tempo
schielijkheid Flinkheit; Geschwindigkeit; Gewandtheit; Raschheit; Schnelligkeit; Tempo; Zügigkeit Raschheit
snelheid Eile; Fahrgeschwindigkeit; Flinkheit; Geschwindigkeit; Gewandtheit; Hast; Raschheit; Reisegeschwindigkeit; Schnelligkeit; Tempo; Zügigkeit
spoed Eile; Fahrgeschwindigkeit; Geschwindigkeit; Hast; Reisegeschwindigkeit; Schnelligkeit; Tempo Dringlichkeit; Eile; Emsigkeit; Gehetz; Hast; Hetze; Raschheit; Schnelligkeit; Tempo; Überstürzung
sterkte Dynamik; Geschwindigkeit; Kraft; Schnellheit; Vermögen Fort; Kraft; Seite mit Verstärkung; Stärke; Zitadelle; starke Seite; stärkste Seite
tempo Eile; Fahrgeschwindigkeit; Flinkheit; Geschwindigkeit; Gewandtheit; Hast; Raschheit; Reisegeschwindigkeit; Schnelligkeit; Tempo; Zügigkeit
vaart Eile; Fahrgeschwindigkeit; Flinkheit; Geschwindigkeit; Gewandtheit; Hast; Raschheit; Reisegeschwindigkeit; Schnelligkeit; Tempo; Zügigkeit Fahrt; Fahrtroute; Gracht; Kanal; Lauf
vlotheid Flinkheit; Geschwindigkeit; Gewandtheit; Raschheit; Schnelligkeit; Tempo; Zügigkeit
vlugheid Flinkheit; Geschwindigkeit; Gewandtheit; Raschheit; Schnelligkeit; Tempo; Zügigkeit Eile
Not SpecifiedVerwante vertalingenAndere vertalingen
kracht Leistung

Synoniemen voor "Geschwindigkeit":


Wiktionary: Geschwindigkeit

Geschwindigkeit
noun
  1. Physik: Verhältnis von zurückgelegter Strecke zur dafür benötigten Zeit (Geschwindigkeit = Strecke/Zeit)
Geschwindigkeit
noun
  1. de verandering in de tijd van de plaats van een voorwerp
  2. een opgebouwde snelheid

Cross Translation:
FromToVia
Geschwindigkeit snelheid; gezwindheid; vaart speed — rate of motion
Geschwindigkeit snelheid; tempo; vaart; aanblik; aanzien; air; verschijning; schijn; uiterlijk; voorkomen; zeilstand allurefaçon d’aller, de marcher.
Geschwindigkeit snelheid; tempo; vaart; rapheid; vlugheid; spoed; gezwindheid rapiditécélérité, grande vitesse.
Geschwindigkeit snelheid; tempo; vaart vitesseallure, rapidité lors d’un mouvement.

Verwante vertalingen van Geschwindigkeit