Overzicht
Duits naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. Kante:
  2. kanten:
  3. Wiktionary:


Duits

Uitgebreide vertaling voor Kante (Duits) in het Nederlands

Kante:

Kante [die ~] zelfstandig naamwoord

  1. die Kante (Seite; Rand)
    de zijde; de kant; de zij
    • zijde [de ~] zelfstandig naamwoord
    • kant [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • zij [de ~] zelfstandig naamwoord
  2. die Kante (Rahmen; Leiste; Umrandung; )
    het kader; de rand; omranding
    • kader [het ~] zelfstandig naamwoord
    • rand [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • omranding [znw.] zelfstandig naamwoord
    de lijst
    – rand 1
    • lijst [de ~] zelfstandig naamwoord
      • om dit schilderij zit een mooie lijst1
  3. die Kante (Rand; Saum; Krempe; Gesims; Borte)
    de richel; de rand
    • richel [de ~] zelfstandig naamwoord
    • rand [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
  4. die Kante (Borte; Tresse; Streifen; )
    de tres; de galon; de omzoming
    • tres [de ~] zelfstandig naamwoord
    • galon [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • omzoming [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
  5. die Kante (Borte; Verbrämung; Auflage; )
    de omzoming; oplegsel; het passement; de galon; het boordsel
    • omzoming [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • oplegsel [znw.] zelfstandig naamwoord
    • passement [het ~] zelfstandig naamwoord
    • galon [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • boordsel [het ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor Kante:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
boordsel Auflage; Borte; Kante; Krempe; Leiste; Rand; Saum; Streifen; Tresse; Verbrämung
galon Auflage; Besatz; Beschlag; Borte; Kante; Krempe; Leiste; Rand; Saum; Streifen; Tresse; Verbrämung
kader Aufstellung; Gipfel; Grenze; Kante; Leiste; Rahmen; Register; Tabelle; Umrandung; Verzeichnis Beschlag; Borte; Kader; Leiste; Rahmen; Rand; führendes Personal
kant Kante; Rand; Seite Fransenborte; Rand; Seite; Spitze; Spitzenarbeit; Spitzenkante; Spitzenklöppelei
lijst Aufstellung; Gipfel; Grenze; Kante; Leiste; Rahmen; Register; Tabelle; Umrandung; Verzeichnis Abfassung; Abstufung; Aufführung; Aufstellung; Aufzählung; Ausrichtung; Beschlag; Borte; Einstellung; Lage; Leiste; Liste; Mitgliederliste; Rahmen; Rahmen umd eine Malerei; Rand; Rangordnung; SharePoint-Liste; Stelle; Tabelle; Tafel; Umrandung; Verzeichnis; flache Liste
omranding Aufstellung; Gipfel; Grenze; Kante; Leiste; Rahmen; Register; Tabelle; Umrandung; Verzeichnis
omzoming Auflage; Besatz; Beschlag; Borte; Kante; Krempe; Leiste; Rand; Saum; Streifen; Tresse; Verbrämung
oplegsel Auflage; Borte; Kante; Krempe; Leiste; Rand; Saum; Streifen; Tresse; Verbrämung
passement Auflage; Borte; Kante; Krempe; Leiste; Rand; Saum; Streifen; Tresse; Verbrämung Fransenborte; Posament; Spitze; Spitzenarbeit
rand Aufstellung; Borte; Gesims; Gipfel; Grenze; Kante; Krempe; Leiste; Rahmen; Rand; Register; Saum; Tabelle; Umrandung; Verzeichnis Beschlag; Borte; Leiste; Rahmen; Rand; Saum; Seite
richel Borte; Gesims; Kante; Krempe; Rand; Saum
tres Besatz; Beschlag; Borte; Kante; Krempe; Leiste; Rand; Saum; Streifen; Tresse
zij Kante; Rand; Seite
zijde Kante; Rand; Seite Flanke; Seide; Seite
PronounVerwante vertalingenAndere vertalingen
zij sie
OverVerwante vertalingenAndere vertalingen
zij diejenigen die; sie

Synoniemen voor "Kante":


Wiktionary: Kante

Kante
noun
  1. de bovenkant van een bak of vat
  2. de buitenkant van een gebied of een ding

Cross Translation:
FromToVia
Kante lijn; zijde; kant; tak edge — in graph theory: any of the pairs of vertices in a graph
Kante kant; lijn line — graph theory: edge of a graph
Kante rand rim — edge around something

Kante vorm van kanten:

kanten werkwoord (kante, kantest, kantet, kantete, kantetet, gekantet)

  1. kanten (kippen; kentern; umkippen)
    kantelen; omkantelen; over een kant vallen

Conjugations for kanten:

Präsens
  1. kante
  2. kantest
  3. kantet
  4. kanten
  5. kantet
  6. kanten
Imperfekt
  1. kantete
  2. kantetest
  3. kantete
  4. kanteten
  5. kantetet
  6. kanteten
Perfekt
  1. habe gekantet
  2. hast gekantet
  3. hat gekantet
  4. haben gekantet
  5. habt gekantet
  6. haben gekantet
1. Konjunktiv [1]
  1. kante
  2. kantest
  3. kante
  4. kanten
  5. kantet
  6. kanten
2. Konjunktiv
  1. kantete
  2. kantetest
  3. kantete
  4. kanteten
  5. kantetet
  6. kanteten
Futur 1
  1. werde kanten
  2. wirst kanten
  3. wird kanten
  4. werden kanten
  5. werdet kanten
  6. werden kanten
1. Konjunktiv [2]
  1. würde kanten
  2. würdest kanten
  3. würde kanten
  4. würden kanten
  5. würdet kanten
  6. würden kanten
Diverses
  1. kante!
  2. kantet!
  3. kanten Sie!
  4. gekantet
  5. kantend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Vertaal Matrix voor kanten:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
kantelen kanten; kentern; kippen; umkippen drehen; herumdrehen; herumschwenken; herumwirbeln; kehren; kentern; kippen; kugeln; rollen; rotieren; sich drehen; sich herum drehen; sich wälzen; transformieren; umdrehen; umfallen; umkehren; umwenden; verdrehen
omkantelen kanten; kentern; kippen; umkippen
over een kant vallen kanten; kentern; kippen; umkippen

Wiktionary: kanten


Cross Translation:
FromToVia
kanten neigen cant — set something at an angle