Overzicht
Duits naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. Kerbe:
  2. kerben:
  3. Wiktionary:


Duits

Uitgebreide vertaling voor Kerbe (Duits) in het Nederlands

Kerbe:

Kerbe [die ~] zelfstandig naamwoord

  1. die Kerbe (Einschnitt; Spalte; Riß)
    de kloof; de reet; de uitsparing; de inkeping; het gat; de opening; de scheur; het split; de barst; de groef
    • kloof [de ~] zelfstandig naamwoord
    • reet [de ~] zelfstandig naamwoord
    • uitsparing [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • inkeping [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • gat [het ~] zelfstandig naamwoord
    • opening [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • scheur [de ~] zelfstandig naamwoord
    • split [het ~] zelfstandig naamwoord
    • barst [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • groef [de ~] zelfstandig naamwoord
  2. die Kerbe (Einkerbung; Schnitt; Einschnitt; )
    de inkeping; de insnijding; de jaap; de snede; de snee
    • inkeping [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • insnijding [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • jaap [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • snede [de ~] zelfstandig naamwoord
    • snee [de ~] zelfstandig naamwoord
  3. die Kerbe (Einkerbung; Kerbung; Einschnitt)
    de inkeping; de keep; de kerf; de inkerving
    • inkeping [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • keep [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • kerf [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • inkerving [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
  4. die Kerbe (Einkerbung; Kerbung)
    de inkerving; kerfsnede

Vertaal Matrix voor Kerbe:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
barst Einschnitt; Kerbe; Riß; Spalte Bruch; Riß; Sprung
gat Einschnitt; Kerbe; Riß; Spalte Anus; Arsch; Aufmachung; Bresche; Dorf; Einschlag; Einschläge; Hintern; Leck; Loch; Nest; Ort; Platz; Schließmuskel; undichte Stelle; Öffnung
groef Einschnitt; Kerbe; Riß; Spalte Falz; Furche; Kannelüre; Rille; Rinne
inkeping Einkerbung; Einschnitt; Kerbe; Kerbung; Riß; Scheibe; Schneide; Schneiden; Schnitt; Schnitte; Spalte Einkerbung; Schnitzerei
inkerving Einkerbung; Einschnitt; Kerbe; Kerbung
insnijding Einkerbung; Einschnitt; Kerbe; Scheibe; Schneide; Schneiden; Schnitt; Schnitte Schlitz; Schnitt
jaap Einkerbung; Einschnitt; Kerbe; Scheibe; Schneide; Schneiden; Schnitt; Schnitte
keep Einkerbung; Einschnitt; Kerbe; Kerbung Fink
kerf Einkerbung; Einschnitt; Kerbe; Kerbung
kerfsnede Einkerbung; Kerbe; Kerbung
kloof Einschnitt; Kerbe; Riß; Spalte Abgrund; Aussparung; Felsenschlucht; Felsspalt; Felsspalte; Kluft; Schlucht; Spalt; Spalte; Zwischenraum
opening Einschnitt; Kerbe; Riß; Spalte Anfang; Anfangen; Aufmachung; Aussparung; Beginn; Bresche; Einleitung; Einschlag; Einschläge; Eröffnung; Falz; Furche; Grube; Höhle; Höhlung; Kluft; Loch; Rille; Rinne; Schlitz; Spalte; Start; Türöffnung; Zwischenraum; Öffnung
reet Einschnitt; Kerbe; Riß; Spalte
scheur Einschnitt; Kerbe; Riß; Spalte Bruch; Riß; Spalt; Spalte; Sprung
snede Einkerbung; Einschnitt; Kerbe; Scheibe; Schneide; Schneiden; Schnitt; Schnitte Einschnitt; Schneide; Schnitt; Schnittwunde
snee Einkerbung; Einschnitt; Kerbe; Scheibe; Schneide; Schneiden; Schnitt; Schnitte Absatz; Einschnitt; Schlitz; Schmiß; Schneide; Schnitt; Schnittwunde; kleineSchnitt
split Einschnitt; Kerbe; Riß; Spalte Mörtel; Schlitz; Schnitt; Schotter; Split; Steinschlag; Steinschläge
uitsparing Einschnitt; Kerbe; Riß; Spalte Aussparung; Kluft; Spalte; Zwischenraum

Synoniemen voor "Kerbe":


Wiktionary: Kerbe


Cross Translation:
FromToVia
Kerbe kerf notch — V-shaped cut

kerben:

kerben werkwoord (kerbe, kerbst, kerbt, kerbte, kerbtet, gekerbt)

  1. kerben
    uittanden; tanden
    • uittanden werkwoord (tand uit, tandt uit, tandde uit, tandden uit, uitgetand)
    • tanden werkwoord (tand, tandt, tandde, tandden, getand)
  2. kerben (einschneiden; einkerben)
    creneleren; insnijden
    • creneleren werkwoord (creneleer, creneleert, creneleerde, creneleerden, gecreneleerd)
    • insnijden werkwoord (snij in, snijdt in, sneed in, sneden in, ingesneden)

Conjugations for kerben:

Präsens
  1. kerbe
  2. kerbst
  3. kerbt
  4. kerben
  5. kerbt
  6. kerben
Imperfekt
  1. kerbte
  2. kerbtest
  3. kerbte
  4. kerbten
  5. kerbtet
  6. kerbten
Perfekt
  1. habe gekerbt
  2. hast gekerbt
  3. hat gekerbt
  4. haben gekerbt
  5. habt gekerbt
  6. haben gekerbt
1. Konjunktiv [1]
  1. kerbe
  2. kerbest
  3. kerbe
  4. kerben
  5. kerbet
  6. kerben
2. Konjunktiv
  1. kerbte
  2. kerbtest
  3. kerbte
  4. kerbten
  5. kerbtet
  6. kerbten
Futur 1
  1. werde kerben
  2. wirst kerben
  3. wird kerben
  4. werden kerben
  5. werdet kerben
  6. werden kerben
1. Konjunktiv [2]
  1. würde kerben
  2. würdest kerben
  3. würde kerben
  4. würden kerben
  5. würdet kerben
  6. würden kerben
Diverses
  1. kerb!
  2. kerbt!
  3. kerben Sie!
  4. gekerbt
  5. kerbend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Vertaal Matrix voor kerben:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
tanden Gebiß; Zähne
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
creneleren einkerben; einschneiden; kerben
insnijden einkerben; einschneiden; kerben einkerben; einschneiden; falzen
tanden kerben
uittanden kerben

Synoniemen voor "kerben":