Overzicht


Duits

Uitgebreide vertaling voor Neuling (Duits) in het Nederlands

Neuling:

Neuling [der ~] zelfstandig naamwoord

  1. der Neuling (Grünling; Student im ersten Semester)
    foet; eerstejaars student; het groentje; de eerstejaars
  2. der Neuling (Neuankömmling)
    de nieuweling; de nieuwkomer
  3. der Neuling (Neuankömmling)
    het groentje; de nieuwkomer

Vertaal Matrix voor Neuling:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
eerstejaars Grünling; Neuling; Student im ersten Semester
eerstejaars student Grünling; Neuling; Student im ersten Semester
foet Grünling; Neuling; Student im ersten Semester
groentje Grünling; Neuankömmling; Neuling; Student im ersten Semester Angsthase; Feigling
nieuweling Neuankömmling; Neuling
nieuwkomer Neuankömmling; Neuling

Synoniemen voor "Neuling":


Wiktionary: Neuling


Cross Translation:
FromToVia
Neuling feut freshman — a person of either sex entering the first year of an institution
Neuling nieuweling; beginneling newbie — new (inexperienced) user or participant
Neuling beginner; beginnelinge; beginneling novice — beginner
Neuling beginneling; nieuwkomer rookie — a novice
Neuling debutant; beginneling débutant — celui, celle qui débute