Home ->Woordenboeken ->Duits/Nederlands ->Zoek: Zahnlaut

Duitse en Nederlandse zoekresultaten voor: Zahnlaut

Overzicht

Duits naar Nederlands: Meer gegevens...

Zahnlaut:
- Wiktionary:
  Zahnlaut → dentaal
- Synoniemen voor "Zahnlaut":
  Dental; Dentallaut; Konsonant; Mitlaut

Duits

Uitgebreide vertaling voor Zahnlaut (Duits) in het Nederlands

Zahnlaut: ^{(*Woord en zin splitter gebruikt)}

Zahn: tand
laut: hard; hardop; luid; luidruchtig; rumoerig; lawaaierig; luid klinkend; blijkens; keihard; oorverdovend; schreeuwend; joelend; opzichtig; schreeuwerig; protserig
Laut: toon; klank; klankgeluid

Zahnlaut:

Synoniemen voor "Zahnlaut":

Dental; Dentallaut; Konsonant; Mitlaut

Wiktionary: Zahnlaut

Zahnlaut

noun

Linguistik, speziell Phonetik/Lautlehre: deutsche Bezeichnung für Dentale bzw. Dentallaute, also für Laute (genauer: Konsonanten), die mit der Zungenspitze an den oberen Schneidezähnen gebildet werden
- Zahnlaut → dentaal