Home ->Woordenboeken ->Duits/Nederlands ->Zoek: belehrend

Duitse en Nederlandse zoekresultaten voor: belehrend

Overzicht
Duits naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. belehrend:
  2. belehren:
  3. Wiktionary:

Duits

Uitgebreide vertaling voor belehrend (Duits) in het Nederlands

belehrend:

belehrend bijvoeglijk naamwoord

  1. belehrend (schulmeisterhaft; anmaßend; schulmeisterlich)
    pedant; schoolmeesterachtig; frikkerig; belerend; verwaand; zelfingenomen; ingebeeld; zelfgenoegzaam
  2. belehrend
    belerend; schoolmeesterachtig; meesterachtig

Vertaal Matrix voor belehrend:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
pedant Ausbilder; Dandy; Erzieher; Herr Lehrer; Lehrer; Lehrkraft; Lehrmeister; Schulmeister
Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
belerend anmaßend; belehrend; schulmeisterhaft; schulmeisterlich
frikkerig anmaßend; belehrend; schulmeisterhaft; schulmeisterlich
ingebeeld anmaßend; belehrend; schulmeisterhaft; schulmeisterlich anmaßend; arrogant; eingebildet; fiktiv; hochmütig; hoffärtig; selbstgefällig; überheblich
pedant anmaßend; belehrend; schulmeisterhaft; schulmeisterlich besserwisserische; pedantisch; schulmeisterhaft; schulmeisterlich
schoolmeesterachtig anmaßend; belehrend; schulmeisterhaft; schulmeisterlich
verwaand anmaßend; belehrend; schulmeisterhaft; schulmeisterlich anmaßend; arrogant; aufgeblasen; aufgebläht; dünkelhaft; eingebildet; eitel; erhaben; herablassend; hochmütig; hochtrabend; hoffärtig; selbstgefällig; stolz; überheblich
zelfgenoegzaam anmaßend; belehrend; schulmeisterhaft; schulmeisterlich anmaßend; arrogant; aufgebläht; eingebildet; eitel; erhaben; herablassend; hochmütig; hoffärtig; selbstgefällig; stolz; überheblich
zelfingenomen anmaßend; belehrend; schulmeisterhaft; schulmeisterlich anmaßend; arrogant; aufgebläht; eingebildet; eitel; erhaben; herablassend; hochmütig; hoffärtig; selbstgefällig; stolz; überheblich
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
meesterachtig belehrend

Synoniemen voor "belehrend":


Wiktionary: belehrend

belehrend
adjective
  1. abwertend: besserwisserisch, altklug, naseweis
Cross Translation:
FromToVia
• belehrend → leerzaam; leerrijk; instructief ↔ instructive — Conveying knowledge, information or instruction

belehrend vorm van belehren:

belehren werkwoord (belehre, belehrst, belehrt, belehrte, belehrtet, belehrt)

  1. belehren (unterrichten; beibringen; lernen; )
    onderwijzen; bijbrengen; doceren; onderrichten
    • onderwijzen werkwoord (onderwijs, onderwijst, onderwees, onderwezen, onderwezen)
    • bijbrengen werkwoord (breng bij, brengt bij, bracht bij, brachten bij, bijgebracht)
    • doceren werkwoord (doceer, doceert, doceerde, doceerden, gedoceerd)
    • onderrichten werkwoord (onderricht, onderrichtte, onderrichtten, onderricht)
  2. belehren (instruieren; unterrichten; einweisen; )
    inlichten; voorlichten; onderrichten
    • inlichten werkwoord (licht in, lichtte in, lichtten in, ingelicht)
    • voorlichten werkwoord
    • onderrichten werkwoord (onderricht, onderrichtte, onderrichtten, onderricht)

Conjugations for belehren:

Präsens
  1. belehre
  2. belehrst
  3. belehrt
  4. belehren
  5. belehrt
  6. belehren
Imperfekt
  1. belehrte
  2. belehrtest
  3. belehrte
  4. belehrten
  5. belehrtet
  6. belehrten
Perfekt
  1. habe belehrt
  2. hast belehrt
  3. hat belehrt
  4. haben belehrt
  5. habt belehrt
  6. haben belehrt
1. Konjunktiv [1]
  1. belehre
  2. belehrest
  3. belehre
  4. belehren
  5. belehret
  6. belehren
2. Konjunktiv
  1. belehrte
  2. belehrtest
  3. belehrte
  4. belehrten
  5. belehrtet
  6. belehrten
Futur 1
  1. werde belehren
  2. wirst belehren
  3. wird belehren
  4. werden belehren
  5. werdet belehren
  6. werden belehren
1. Konjunktiv [2]
  1. würde belehren
  2. würdest belehren
  3. würde belehren
  4. würden belehren
  5. würdet belehren
  6. würden belehren
Diverses
  1. belehr!
  2. belehrt!
  3. belehren Sie!
  5. belehrt
  6. belehrend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Vertaal Matrix voor belehren:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bijbrengen anlernen; beibringen; belehren; dozieren; einpauken; einstudieren; einüben; erlernen; erziehen; instruieren; lehren; lernen; unterrichten; unterweisen beibringen; erziehen; lehren
doceren anlernen; beibringen; belehren; dozieren; einpauken; einstudieren; einüben; erlernen; erziehen; instruieren; lehren; lernen; unterrichten; unterweisen
inlichten anlernen; anweisen; beibringen; belehren; dozieren; einpauken; einprägen; einstudieren; einweisen; einüben; erlernen; erziehen; instruieren; lehren; lernen; proben; unterrichten; unterweisen informieren; mitteilen; verkünden; von etwas in Kenntnis setzen; warnen
onderrichten anlernen; anweisen; beibringen; belehren; dozieren; einpauken; einprägen; einstudieren; einweisen; einüben; erlernen; erziehen; instruieren; lehren; lernen; proben; unterrichten; unterweisen
onderwijzen anlernen; beibringen; belehren; dozieren; einpauken; einstudieren; einüben; erlernen; erziehen; instruieren; lehren; lernen; unterrichten; unterweisen beibringen; erziehen; lehren; studieren; unterrichten; unterweisen
voorlichten anlernen; anweisen; beibringen; belehren; dozieren; einpauken; einprägen; einstudieren; einweisen; einüben; erlernen; erziehen; instruieren; lehren; lernen; proben; unterrichten; unterweisen

Synoniemen voor "belehren":


Wiktionary: belehren

Cross Translation:
FromToVia
• belehren → leren; onderwijzen; aanleren; bijbrengen; instrueren; scholen ↔ apprendre — acquérir une connaissance ou un savoir-faire.







Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.1030 seconde
Page rendered in 1.0 seconds