Home ->Woordenboeken ->Duits/Nederlands ->Zoek: schälen

Duitse en Nederlandse zoekresultaten voor: schälen

Overzicht

Duits naar Nederlands: Meer gegevens...

Schalen:
- schillen
schälen:
- schillen; pellen; jassen; doppen; zich laten schillen
Wiktionary:
- schälen → schillen

Nederlands naar Duits: Meer gegevens...

schalen:
- Schüsseln

Duits

Uitgebreide vertaling voor schälen (Duits) in het Nederlands

Schalen:

Schalen [die ~] zelfstandig naamwoord

die Schalen
de schillen
- schillen [de ~] zelfstandig naamwoord, mv.

Vertaal Matrix voor Schalen:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
schillen	Schalen
Werkwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
schillen		enthäuten; pellen; schälen

schälen:

schälen werkwoord (schäle, schälst, schält, schälte, schältet, geschält)

schälen (pellen; enthäuten)
schillen; pellen; jassen
- schillen werkwoord (schil, schilt, schilde, schilden, geschild)
- pellen werkwoord (pel, pelt, pelde, pelden, gepeld)
- jassen werkwoord (jas, jast, jaste, jasten, gejast)
schälen
pellen; doppen
- pellen werkwoord (pel, pelt, pelde, pelden, gepeld)
- doppen werkwoord (dop, dopt, dopte, dopten, gedopt)
schälen
zich laten schillen
- zich laten schillen werkwoord

Conjugations for schälen:

Präsens

schäle
schälst
schält
schälen
schält
schälen

Imperfekt

schälte
schältest
schälte
schälten
schältet
schälten

Perfekt

habe geschält
hast geschält
hat geschält
haben geschält
habt geschält
haben geschält

1. Konjunktiv [1]

schäle
schälest
schäle
schälen
schälet
schälen

2. Konjunktiv

schälte
schältest
schälte
schälten
schältet
schälten

Futur 1

werde schälen
wirst schälen
wird schälen
werden schälen
werdet schälen
werden schälen

1. Konjunktiv [2]

würde schälen
würdest schälen
würde schälen
würden schälen
würdet schälen
würden schälen

Diverses

schäl!
schält!
schälen Sie!
geschält
schälend

1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Vertaal Matrix voor schälen:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
doppen		Aushülzen
jassen		Mäntel
pellen		Aushülzen
schillen		Schalen
Werkwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
doppen	schälen
jassen	enthäuten; pellen; schälen	Kartoffeln schälen
pellen	enthäuten; pellen; schälen
schillen	enthäuten; pellen; schälen
zich laten schillen	schälen

Synoniemen voor "schälen":

enthäuten; häuten; pellen; schinden

Wiktionary: schälen

Cross Translation:

From	To	Via
• schälen	→ schillen	↔ peel — to remove skin
• schälen	→ schillen	↔ peler — Enlever la peau

Verwante vertalingen van schälen

Nederlands

Uitgebreide vertaling voor schälen (Nederlands) in het Duits

schalen:

schalen [de ~] zelfstandig naamwoord, mv.

de schalen
die Schüsseln
- Schüsseln [die ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor schalen:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
Schüsseln	schalen

Verwante woorden van "schalen":

schaal