Overzicht
Duits naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. Anheuern:


Duits

Uitgebreide vertaling voor Anheuern (Duits) in het Nederlands

Anheuern:

Anheuern [das ~] zelfstandig naamwoord

  1. Anheuern (Anstellen)
    in dienst nemen; inhuren; het huren
  2. Anheuern (Anmustern)
    aanmonsteren
  3. Anheuern (Anmustern)
    aanmonstering

Vertaal Matrix voor Anheuern:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aanmonsteren Anheuern; Anmustern
aanmonstering Anheuern; Anmustern
huren Anheuern; Anstellen
in dienst nemen Anheuern; Anstellen
inhuren Anheuern; Anstellen Einstellen; Engagieren
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aanmonsteren anheuern; anmustern; auffahren; einschreiben
huren einmieten; mieten; pachten
in dienst nemen anheuern; anstellen; anziehen; einstellen; engagieren
inhuren anheuern; anstellen; anziehen; einstellen; engagieren