Overzicht
Duits naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. Aufreißen:


Duits

Uitgebreide vertaling voor Aufreißen (Duits) in het Nederlands

Aufreißen:

Aufreißen [das ~] zelfstandig naamwoord

  1. Aufreißen (Losreißen)
    afrukken; losrukken
  2. Aufreißen (Aufbrechen)
    opbreken

Vertaal Matrix voor Aufreißen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
afrukken Aufreißen; Losreißen
losrukken Aufreißen; Losreißen
opbreken Aufbrechen; Aufreißen
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
afrukken abreißen; abtrennen; masturbieren; onanieren
losrukken abbrechen; abreißen; losreißen; wegreißen
opbreken Sodbrennen haben; abreisen; aufbrechen; fortreisen; seineZelteabbrechen; verlassen; wegfahren; wegreisen