Overzicht
Duits naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. Bangigkeit:


Duits

Uitgebreide vertaling voor Bangigkeit (Duits) in het Nederlands

Bangigkeit:

Bangigkeit [die ~] zelfstandig naamwoord

  1. die Bangigkeit (Scheu; Furcht; Ängstlichkeit)
    de beschroomdheid; de schroom
  2. die Bangigkeit (Ängstlichkeit; Scheu; Furcht)
    de bevreesdheid

Vertaal Matrix voor Bangigkeit:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
beschroomdheid Bangigkeit; Furcht; Scheu; Ängstlichkeit
bevreesdheid Bangigkeit; Furcht; Scheu; Ängstlichkeit
schroom Bangigkeit; Furcht; Scheu; Ängstlichkeit Geniertheit; Scham; Scheu; Scheuheit; Schüchternheit; Verlegenheit; Verschlossenheit; Zaghaftigkeit; Zurückhaltung

Synoniemen voor "Bangigkeit":


Computer vertaling door derden: