Overzicht
Duits naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. Brücke:
  2. Wiktionary:


Duits

Uitgebreide vertaling voor Brücke (Duits) in het Nederlands

Brücke:

Brücke [die ~] zelfstandig naamwoord

  1. die Brücke
    de brug
    • brug [de ~] zelfstandig naamwoord
  2. die Brücke (Anlegestelle; Landungsbrücke)
    de aanlegsteiger; de steiger; de ligplaats; de aanlegplaats
  3. die Brücke (Steuerhaus; Ruderhaus)
    het stuurhuis; de stuurhut
  4. die Brücke (Netzwerkbrücke)
    de brug; netwerkbrug

Vertaal Matrix voor Brücke:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aanlegplaats Anlegestelle; Brücke; Landungsbrücke
aanlegsteiger Anlegestelle; Brücke; Landungsbrücke
brug Brücke; Netzwerkbrücke Brückenbauwerk
ligplaats Anlegestelle; Brücke; Landungsbrücke Ankerplatz; Liegeplatz
steiger Anlegestelle; Brücke; Landungsbrücke
stuurhuis Brücke; Ruderhaus; Steuerhaus
stuurhut Brücke; Ruderhaus; Steuerhaus
Not SpecifiedVerwante vertalingenAndere vertalingen
netwerkbrug Brücke; Netzwerkbrücke

Synoniemen voor "Brücke":


Wiktionary: Brücke

Brücke
noun
  1. Zahnmedizin: modellierte Zahnreihe zur Überwindung eines oder mehrerer fehlender Zahn
  2. ein künstlicher Weg zur Überquerung eines Flusses, eines Tales oder Ähnlichem

Cross Translation:
FromToVia
Brücke brug bridge — construction or natural feature that spans a divide
Brücke tapijt rug — small carpet
Brücke brug pont — Construction pour traverser

Computer vertaling door derden:

Verwante vertalingen van Brücke