Overzicht
Duits naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. Dogma:
  2. Wiktionary:


Duits

Uitgebreide vertaling voor Dogma (Duits) in het Nederlands

Dogma:

Dogma [das ~] zelfstandig naamwoord

  1. Dogma (Grundlagen; Grundsatz; Glaubensartikel; )
    het dogma; het geloofsartikel
  2. Dogma (Grundsatz; Grundregel; Axiom)
    het dogma; vaststaande leerstelling

Vertaal Matrix voor Dogma:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
dogma Axiom; Dogma; Eckstein; Glaubensartikel; Glaubenssatz; Grundlage; Grundlagen; Grundregel; Grundsatz; Grundsätze Lehrbegriff; Lehrsatz
geloofsartikel Axiom; Dogma; Eckstein; Glaubensartikel; Glaubenssatz; Grundlage; Grundlagen; Grundregel; Grundsatz; Grundsätze
vaststaande leerstelling Axiom; Dogma; Grundregel; Grundsatz

Synoniemen voor "Dogma":


Wiktionary: Dogma

Dogma
noun
  1. een vastomlijnd geloofsartikel dat aan geen beredenering meer is onderworpen

Cross Translation:
FromToVia
Dogma geloofspunt; leerstelling; dogma; leerstuk dogma — authoritative principle, belief or statement of opinion
Dogma dogma; grondregel; overtuiging; stelling tenet — an opinion, belief or principle
Dogma dogma; leerstelling; leerstuk dogmeposition d’un courant de pensée ; point doctrinal ; principe établi ou regardé comme une vérité incontestable.