Overzicht
Duits naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. Ferienhaus:
  2. Gebruikers suggesties voor Ferienhaus:
    • vakantiehuis


Duits

Uitgebreide vertaling voor Ferienhaus (Duits) in het Nederlands

Ferienhaus:

Ferienhaus [das ~] zelfstandig naamwoord

  1. Ferienhaus (Ferienwohnung; Sommersitz)
    het vakantieverblijf

Vertaal Matrix voor Ferienhaus:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
vakantieverblijf Ferienhaus; Ferienwohnung; Sommersitz

Synoniemen voor "Ferienhaus":