Overzicht
Duits naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. Haken:
  2. Wiktionary:


Duits

Uitgebreide vertaling voor Haken (Duits) in het Nederlands

Haken:

Haken [der ~] zelfstandig naamwoord

  1. der Haken (Aufhänger)
    de haak; ophanghaak
    • haak [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • ophanghaak [znw.] zelfstandig naamwoord
  2. der Haken
    het haakje; het ophanghaakje
  3. der Haken (Angelhaken; Widerhaken; Angel)
    de weerhaak; de vishaak; de angel
    • weerhaak [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • vishaak [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • angel [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
  4. der Haken (Angelhaken)
    de angel; de gifangel
    • angel [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • gifangel [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor Haken:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
angel Angel; Angelhaken; Haken; Widerhaken
gifangel Angelhaken; Haken
haak Aufhänger; Haken Anschlagwinkel; Reißschiene
haakje Haken
ophanghaak Aufhänger; Haken
ophanghaakje Haken
vishaak Angel; Angelhaken; Haken; Widerhaken
weerhaak Angel; Angelhaken; Haken; Widerhaken

Synoniemen voor "Haken":


Wiktionary: Haken

Haken
noun
  1. geschwungen oder eckig gekrümmte Vorrichtung zum Aufhängen oder Einhaken von Objekten, meist aus Metall, Holz oder Kunststoff geformt.
Haken
noun
  1. een soort gebogen nagel, waaraan men, als deze in de muur bevestigd is, voorwerpen kan ophangen

Cross Translation:
FromToVia
Haken valstrik; struikelblok catch — a hidden difficulty, especially in a deal or negotiation (jump)
Haken haak hook — rod bent into a curved shape
Haken haak hook — fishhook
Haken scheuring; rits; scheur; winkelhaak accroc — Déchirure faite dans un tissu par quelque chose de pointu ou qui accrocher.
Haken omweg; haak; haken crochet — Petit morceau de métal recourbé servant à accrocher ou attacher quelque chose.