Duits

Uitgebreide vertaling voor Impertinenz (Duits) in het Nederlands

Impertinenz:

Impertinenz [die ~] zelfstandig naamwoord

  1. die Impertinenz (Unverschämtheit; Indiskretion; Frechheit)
    de onbeschoftheid; de schaamteloosheid; de inbeelding; de verwaandheid; de zelfverheffing; de onbeschaamdheid; de indiscretie; de laatdunkendheid; de onkiesheid; onwelgevoegelijkheid

Vertaal Matrix voor Impertinenz:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
inbeelding Frechheit; Impertinenz; Indiskretion; Unverschämtheit Anmaßung; Arroganz; Eigenbildung
indiscretie Frechheit; Impertinenz; Indiskretion; Unverschämtheit Indeskretion; Indiskretion; Unbescheidenheit
laatdunkendheid Frechheit; Impertinenz; Indiskretion; Unverschämtheit Anmaßung; Arroganz; Eigendünkel; Hochmut; Hochmütigkeit; Selbstgefälligkeit; Überheblichkeit
onbeschaamdheid Frechheit; Impertinenz; Indiskretion; Unverschämtheit Dreistigkeit; Frechheit; Unverschämtheit
onbeschoftheid Frechheit; Impertinenz; Indiskretion; Unverschämtheit Dreistigkeit; Frechheit; Unverschämtheit
onkiesheid Frechheit; Impertinenz; Indiskretion; Unverschämtheit
onwelgevoegelijkheid Frechheit; Impertinenz; Indiskretion; Unverschämtheit
schaamteloosheid Frechheit; Impertinenz; Indiskretion; Unverschämtheit
verwaandheid Frechheit; Impertinenz; Indiskretion; Unverschämtheit Anmassung; Anmaßung; Arroganz; Eigenbildung; Erhabenheit; Hochmütigkeit; Hoffart; Selbstgefälligkeit; Überheblichkeit
zelfverheffing Frechheit; Impertinenz; Indiskretion; Unverschämtheit Anmaßung; Arroganz; Eigenbildung

Synoniemen voor "Impertinenz":


Computer vertaling door derden: