Overzicht
Duits naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. Kassengeld:


Duits

Uitgebreide vertaling voor Kassengeld (Duits) in het Nederlands

Kassengeld:

Kassengeld [das ~] zelfstandig naamwoord

  1. Kassengeld
    de kasmiddelen; het kasgeld
  2. Kassengeld
    de kasgelden
    • kasgelden [de ~] zelfstandig naamwoord, mv.
  3. Kassengeld (Kassenbestand; Barbestand)
    het kassaldo
    • kassaldo [het ~] zelfstandig naamwoord
  4. Kassengeld (Kassenbestand; Barbestand)
    kasvoorraad

Vertaal Matrix voor Kassengeld:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
kasgeld Kassengeld
kasgelden Kassengeld
kasmiddelen Kassengeld
kassaldo Barbestand; Kassenbestand; Kassengeld
kasvoorraad Barbestand; Kassenbestand; Kassengeld