Overzicht
Duits naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. Konjunktur:
  2. Wiktionary:


Duits

Uitgebreide vertaling voor Konjunktur (Duits) in het Nederlands

Konjunktur:

Konjunktur [die ~] zelfstandig naamwoord

  1. die Konjunktur
    de conjunctuur
  2. die Konjunktur
  3. die Konjunktur (Staatsökonomie; Ökonomie; Wirtschaft; Nationalökonomie; Volkswirtschaft)
    de economie; de volkshuishouding; de staathuishoudkunde

Vertaal Matrix voor Konjunktur:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
conjunctuur Konjunktur
economie Konjunktur; Nationalökonomie; Staatsökonomie; Volkswirtschaft; Wirtschaft; Ökonomie Studium der Ökonomie; Volkswirtschaft; Wirtschaft
staathuishoudkunde Konjunktur; Nationalökonomie; Staatsökonomie; Volkswirtschaft; Wirtschaft; Ökonomie
volkshuishouding Konjunktur; Nationalökonomie; Staatsökonomie; Volkswirtschaft; Wirtschaft; Ökonomie
OverVerwante vertalingenAndere vertalingen
economische conjunctuur Konjunktur

Synoniemen voor "Konjunktur":


Wiktionary: Konjunktur


Cross Translation:
FromToVia
Konjunktur conjunctuur conjuncture — A combination of events or circumstances

Verwante vertalingen van Konjunktur