Duits

Uitgebreide vertaling voor Krachmacher (Duits) in het Nederlands

Krachmacher:

Krachmacher [der ~] zelfstandig naamwoord

  1. der Krachmacher (Anstifter; Rädelsführer; Anführer; )
    de belhamel; raddraaister; de raddraaier
  2. der Krachmacher (Streithahn; Querulant)
    de herrieschopper; de ruziezoeker; de querulant; ruzieschopper
  3. der Krachmacher
    krakeler
  4. der Krachmacher (Rüpel; Lärmmacher)
    de rouwdouwer; ruw iemand

Vertaal Matrix voor Krachmacher:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
belhamel Anführer; Anführerin; Anstifter; Krachmacher; Lärmmacher; Rädelsführer; Rüpel
herrieschopper Krachmacher; Querulant; Streithahn Aufhetzer; Aufhetzerin; Aufschneider; Aufständische; Aufständischer; Aufwiegler; Lärmmacher; Meuterer; Rabatzmacher; Rabauke; Rebell; Sprücheklopfer; Störenfried; Wichtigtuer
krakeler Krachmacher
querulant Krachmacher; Querulant; Streithahn
raddraaier Anführer; Anführerin; Anstifter; Krachmacher; Lärmmacher; Rädelsführer; Rüpel
raddraaister Anführer; Anführerin; Anstifter; Krachmacher; Lärmmacher; Rädelsführer; Rüpel
rouwdouwer Krachmacher; Lärmmacher; Rüpel Kraftpatzer
ruw iemand Krachmacher; Lärmmacher; Rüpel
ruzieschopper Krachmacher; Querulant; Streithahn
ruziezoeker Krachmacher; Querulant; Streithahn Kampfhahn; Streithahn; Streitsucher; streitsüchtigePerson