Duits

Uitgebreide vertaling voor Kummer (Duits) in het Nederlands

Kummer:

Kummer [der ~] zelfstandig naamwoord

  1. der Kummer (Quälerei; Qual; Folter)
    de droefenis; het ongeluk; de rouw; het leed; de smart; de pijn; het kruis; de kwel
    • droefenis [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • ongeluk [het ~] zelfstandig naamwoord
    • rouw [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • leed [het ~] zelfstandig naamwoord
    • smart [de ~] zelfstandig naamwoord
    • pijn [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • kruis [het ~] zelfstandig naamwoord
    • kwel [de ~] zelfstandig naamwoord
  2. der Kummer (Verdruß; Gram)
    het verdriet; de smart; het leed
    • verdriet [het ~] zelfstandig naamwoord
    • smart [de ~] zelfstandig naamwoord
    • leed [het ~] zelfstandig naamwoord
  3. der Kummer (Schmerz; Pein; Leid; Mühe)
    de pijn; het leed
    • pijn [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • leed [het ~] zelfstandig naamwoord
  4. der Kummer (Unannehmlichkeit; Schwierigkeit; Ärger; )
    de narigheid; de trammelant; het gelazer
  5. der Kummer (Trauer; Verdruß; Bekümmernis; )
    het verdriet; de droefenis; de treurnis
    • verdriet [het ~] zelfstandig naamwoord
    • droefenis [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • treurnis [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
  6. der Kummer (Schmerzen)
    de smarten
    • smarten [de ~] zelfstandig naamwoord, mv.

Vertaal Matrix voor Kummer:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
droefenis Bekümmernis; Folter; Gram; Griesgram; Kummer; Qual; Quälerei; Trauer; Trübsal; Verdrießlichkeit; Verdruß
gelazer Kummer; Last; Lästigkeit; Schererei; Scherereien; Schlamassel; Schwierigkeit; Unannehmlichkeit; Unbequemlichkeit; Ungemach; Ärger; Ärgernis
kruis Folter; Kummer; Qual; Quälerei Bürde; Heimsuchung; Kreuz; Kreuzform; Last; edle Teile
kwel Folter; Kummer; Qual; Quälerei Leid; Misere; Mißgeschick; Not; Schicksalsschlag; Schicksalsschläge; Schlamassel; Unglück
leed Folter; Gram; Kummer; Leid; Mühe; Pein; Qual; Quälerei; Schmerz; Verdruß
narigheid Kummer; Last; Lästigkeit; Schererei; Scherereien; Schlamassel; Schwierigkeit; Unannehmlichkeit; Unbequemlichkeit; Ungemach; Ärger; Ärgernis Chagrin; Elend; Gram; Griesgram; Last; Lästigkeit; Schererei; Scherereien; Schwierigkeit; Stümperei; Trauer; Unannehmlichkeit; Unbequemlichkeit; Verdrießlichkeit
ongeluk Folter; Kummer; Qual; Quälerei Elend; Katastrophe; Malheur; Mißgeschick; Not; Pech; Schicksalsschlag; Schicksalsschläge; Unfall; Unglück; Unglücksfall; Unheil; Widerwärtigkeiten
pijn Folter; Kummer; Leid; Mühe; Pein; Qual; Quälerei; Schmerz
rouw Folter; Kummer; Qual; Quälerei
smart Folter; Gram; Kummer; Qual; Quälerei; Verdruß
smarten Kummer; Schmerzen
trammelant Kummer; Last; Lästigkeit; Schererei; Scherereien; Schlamassel; Schwierigkeit; Unannehmlichkeit; Unbequemlichkeit; Ungemach; Ärger; Ärgernis
treurnis Bekümmernis; Gram; Griesgram; Kummer; Trauer; Trübsal; Verdrießlichkeit; Verdruß Lebensmüdigkeit; Mutlosigkeit; Schwermut; Schwermütigkeit; Trübsal; Trübsinn; Verzweiflung
verdriet Bekümmernis; Gram; Griesgram; Kummer; Trauer; Trübsal; Verdrießlichkeit; Verdruß

Synoniemen voor "Kummer":


Wiktionary: Kummer

Kummer
noun
  1. Sorgegefühl beziehungsweise Niedergeschlagenheit
Kummer
noun
  1. een gevoel van droefheid

Cross Translation:
FromToVia
Kummer druk; stress distress — (cause of) discomfort
Kummer harteleed grief — sadness
Kummer smart; rouw sorrow — unhappiness
Kummer beproeving trial — difficult experience
Kummer beproeving; droefheid; hartzeer; verdriet; bedroefdheid; zieleleed affliction — État d’abattement produit par un évènement malheureux.
Kummer verdriet chagrinétat de déplaisir, de peine, d’affliction.
Kummer beproeving; droefheid; hartzeer; verdriet crève-cœur — (familier, fr) Grand déplaisir, grande douleur mêlée de dépit.
Kummer verdriet; ergernis; beproeving; droefheid; hartzeer; bedroefdheid; zieleleed désolationextrême affliction.
Kummer verdriet; ergernis; bestraffing; straf; moeite; poging; pijn; wee; zeer peinepunition, sanction ou châtiment infliger(e) pour une faute commettre, pour un acte jugé répréhensible ou coupable.