Overzicht
Duits naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. Nuß:


Duits

Uitgebreide vertaling voor Nuß (Duits) in het Nederlands

Nuß:

Nuß [die ~] zelfstandig naamwoord

  1. die Nuß (Fruchtkern; Kern; Stein)
    binnenste van een vrucht; de pit

Vertaal Matrix voor Nuß:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
binnenste van een vrucht Fruchtkern; Kern; Nuß; Stein
pit Fruchtkern; Kern; Nuß; Stein Docht; Dochte; Elan; Kern; Kerzendocht; Schwung

Verwante vertalingen van Nuß