Overzicht
Duits naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. Portier:
  2. Wiktionary:


Duits

Uitgebreide vertaling voor Portier (Duits) in het Nederlands

Portier:

Portier [der ~] zelfstandig naamwoord

  1. der Portier
    de portier; de bewaker; deurwachter; de suppoost; de wacht
    • portier [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • bewaker [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • deurwachter [znw.] zelfstandig naamwoord
    • suppoost [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • wacht [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
  2. der Portier
    de portiers
    • portiers [de ~] zelfstandig naamwoord, mv.
  3. der Portier
    de conciërge
  4. der Portier (Pförtner; Hausmeister; Hauswart; )
    de conciërge; de portier

Vertaal Matrix voor Portier:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bewaker Portier Aufseher; Wächter; Wärter
conciërge Hausmeister; Hauswart; Hauswirt; Pförtner; Portier; Schlag; Schließer Hausmeister
deurwachter Portier
portier Hausmeister; Hauswart; Hauswirt; Pförtner; Portier; Schlag; Schließer Aufseher; Wächter; Wärter
portiers Portier
suppoost Portier Aufseher; Saalwärter; Wächter; Wärter
wacht Portier Aufseher; Ausguck; Hüter; Posten; Schildwache; Wache; Wachstube; Wachtposten; Wächter; Wärter

Synoniemen voor "Portier":


Wiktionary: Portier

Portier
noun
  1. männliche Person, die am Eingang von Gebäuden mit viel Publikumsverkehr (etwa Hotels, Wohnanlagen oder Bürokomplexen) Kommende und Gehende in Augenschein nimmt, ihnen beim Betreten beziehungsweise Verlassen des Gebäudes behilflich ist und Auskünfte erteilt

Cross Translation:
FromToVia
Portier buttler concierge — one who attends to the slightest desire of hotel guests
Portier conciërge concierge — one who attends to the maintenance of a building and provides services to its tenants and guests
Portier onthaalbediende receptionist — employee who receives visitors and/or calls, typically in an office setting