Overzicht
Duits naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. Richtung:
  2. Wiktionary:


Duits

Uitgebreide vertaling voor Richtung (Duits) in het Nederlands

Richtung:

Richtung [die ~] zelfstandig naamwoord

  1. die Richtung (Kurs)
    de richting; de koers
    • richting [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • koers [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
  2. die Richtung (Route; Direktion; Rundgänge; )
    de route; de koers
    • route [de ~] zelfstandig naamwoord
    • koers [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor Richtung:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
koers Ausfahrt; Ausrichtung; Betriebsführung; Direktion; Erfahrung; Fahrt; Fransenborte; Gastspielreise; Geländefahrt; Geschäftsführung; Gewohnheit; Kurs; Leitung; Reise; Richtung; Route; Routine; Rundfahrt; Rundgänge; Rundläufe; Rundreise; Schule; Seite; Spazierfahrt; Verwaltung Geldkurs; Geldsorte; Geldsorten; Geldwährung; Kurs; Münzsorte; Navigationsroute; Schiffahrtsstraße; Seeweg; Umrechnungskurs; Valuta; Wechselgebühr; Wechselkurs; Währung; Währungseinheit
richting Kurs; Richtung
route Ausfahrt; Ausrichtung; Betriebsführung; Direktion; Erfahrung; Fahrt; Fransenborte; Gastspielreise; Geländefahrt; Geschäftsführung; Gewohnheit; Leitung; Reise; Richtung; Route; Routine; Rundfahrt; Rundgänge; Rundläufe; Rundreise; Schule; Seite; Spazierfahrt; Verwaltung Arbeitsplan; Strecke; Teilstrecke

Synoniemen voor "Richtung":


Wiktionary: Richtung

Richtung
noun
  1. Position, Wirkungs- oder Bewegungsziel eines Gegenstandes oder, übertragen, einer Handlung

Cross Translation:
FromToVia
Richtung richting direction — indication of the point toward which an object is moving
Richtung richting sens — Orientation

Computer vertaling door derden:

Verwante vertalingen van Richtung