Overzicht
Duits naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. Schießen:
  2. Wiktionary:


Duits

Uitgebreide vertaling voor Schießen (Duits) in het Nederlands

Schießen:

Schießen [das ~] zelfstandig naamwoord

  1. Schießen (Abfeuern)
    schieten; het vuren
    • schieten [znw.] zelfstandig naamwoord
    • vuren [het ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor Schießen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
schieten Abfeuern; Schießen
vuren Abfeuern; Schießen
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
schieten feuern; knallen; lösen; schießen
vuren abdrücken; feuern; knallen; lösen; schießen

Wiktionary: Schießen


Cross Translation:
FromToVia
Schießen schietpartij shooting — instance of shooting

Verwante vertalingen van Schießen