Overzicht
Duits naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. Schwächung:


Duits

Uitgebreide vertaling voor Schwächung (Duits) in het Nederlands

Schwächung:

Schwächung [die ~] zelfstandig naamwoord

  1. die Schwächung (Erschlaffung; Erschöpfung; Abschwächung; Nachlassen; Ermattung)
    de verslapping; de verflauwing
  2. die Schwächung (Entkräftung; Auszehrung)
    de verzwakking; ontkrachting

Vertaal Matrix voor Schwächung:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
ontkrachting Auszehrung; Entkräftung; Schwächung
verflauwing Abschwächung; Ermattung; Erschlaffung; Erschöpfung; Nachlassen; Schwächung
verslapping Abschwächung; Ermattung; Erschlaffung; Erschöpfung; Nachlassen; Schwächung
verzwakking Auszehrung; Entkräftung; Schwächung Dämpfung

Computer vertaling door derden: