Overzicht
Duits naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. Spaltung:
  2. Wiktionary:


Duits

Uitgebreide vertaling voor Spaltung (Duits) in het Nederlands

Spaltung:

Spaltung [die ~] zelfstandig naamwoord

  1. die Spaltung (Ruptur; Schisma)
    de ruptuur; de scheuring
    • ruptuur [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • scheuring [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
  2. die Spaltung (Zerteilung)
    de splijting

Spaltung [das ~] zelfstandig naamwoord

  1. Spaltung (Glaubensspaltung; Schisma)
    de afscheiding; het schisma; de scheuring; geloofsafscheiding
  2. Spaltung (Glaubenskonflikt; Schisma; Glaubensspaltung)
    geloofsstrijd

Vertaal Matrix voor Spaltung:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
afscheiding Glaubensspaltung; Schisma; Spaltung Absonderung; Abspaltung; Abtrennung; Ausscheidung; Drahtgitter; Einzäunung; Eiter; Gatter; Gitter; Gitterzaun; Isolierung; Trennung; Umzäunung; Vergitterung; Zaun
geloofsafscheiding Glaubensspaltung; Schisma; Spaltung
geloofsstrijd Glaubenskonflikt; Glaubensspaltung; Schisma; Spaltung
ruptuur Ruptur; Schisma; Spaltung
scheuring Glaubensspaltung; Ruptur; Schisma; Spaltung Uneinigkeit; Zwiedracht; Zwiespalt; Zwiespältigkeit; Zwietracht; Zwieträchte
schisma Glaubensspaltung; Schisma; Spaltung Uneinigkeit; Zwiedracht; Zwiespalt; Zwiespältigkeit; Zwietracht; Zwieträchte
splijting Spaltung; Zerteilung

Synoniemen voor "Spaltung":


Wiktionary: Spaltung


Cross Translation:
FromToVia
Spaltung splitsing fission — process whereby one item splits to become two

Computer vertaling door derden: