Duits

Uitgebreide vertaling voor Spitzel (Duits) in het Nederlands

Spitzel:

Spitzel [die ~] zelfstandig naamwoord

  1. die Spitzel (Komplizen)
    de handlangers; de trawanten

Spitzel [der ~] zelfstandig naamwoord

  1. der Spitzel (Zuträger; Spion)
    geheim agent; politiespion
  2. der Spitzel (Spanner; Schnüffler; Voyeur)
    de bespieder
  3. der Spitzel (Informant)
    de informant; de tipgever
    • informant [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • tipgever [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
  4. der Spitzel (Informant)
    de aanbrenger; de verklikker; politie-informant
  5. der Spitzel (Schnüffler; Zuträger)
    het verklikkerlichtje; de verklikker
  6. der Spitzel (Spione)
    de spionnen; geheim agenten
  7. der Spitzel (Polizeispitzel; Schnüffler)
    de verklikkers; de aanbrengers; politie-informanten

Vertaal Matrix voor Spitzel:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aanbrenger Informant; Spitzel Werber
aanbrengers Polizeispitzel; Schnüffler; Spitzel Anreißer; Kundenwerber; Schlepper; Schnüffler
bespieder Schnüffler; Spanner; Spitzel; Voyeur
geheim agent Spion; Spitzel; Zuträger
geheim agenten Spione; Spitzel
handlangers Komplizen; Spitzel
informant Informant; Spitzel
politie-informant Informant; Spitzel
politie-informanten Polizeispitzel; Schnüffler; Spitzel
politiespion Spion; Spitzel; Zuträger
spionnen Spione; Spitzel
tipgever Informant; Spitzel
trawanten Komplizen; Spitzel
verklikker Informant; Schnüffler; Spitzel; Zuträger
verklikkerlichtje Schnüffler; Spitzel; Zuträger
verklikkers Polizeispitzel; Schnüffler; Spitzel Petzer; Schnüffler

Synoniemen voor "Spitzel":