Overzicht


Duits

Uitgebreide vertaling voor Springen (Duits) in het Nederlands

Springen:

Springen [das ~] zelfstandig naamwoord

  1. Springen (Absprung; Hinabspringen; Runterspringen)
    het springen; afspringen; naar beneden springen
  2. Springen (Gehüpfe; Hüpfen)
    het gespring; gehuppel

Vertaal Matrix voor Springen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
afspringen Absprung; Hinabspringen; Runterspringen; Springen
gehuppel Gehüpfe; Hüpfen; Springen
gespring Gehüpfe; Hüpfen; Springen
naar beneden springen Absprung; Hinabspringen; Runterspringen; Springen
springen Absprung; Hinabspringen; Runterspringen; Springen
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
afspringen abspringen
naar beneden springen herunterspringen; hinabspringen; hinunterspringen; nach unten springen
springen aufspringen; bersten; einen Sprung machen; explodieren; hinabspringen; hinunterspringen; platzen; springen; zerspringen

Computer vertaling door derden:

Verwante vertalingen van Springen