Overzicht
Duits naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. Terminkalender:
  2. Wiktionary:


Duits

Uitgebreide vertaling voor Terminkalender (Duits) in het Nederlands

Terminkalender:

Terminkalender [der ~] zelfstandig naamwoord

  1. der Terminkalender
    de agenda; de zakagenda
    • agenda [de ~] zelfstandig naamwoord
    • zakagenda [de ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor Terminkalender:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
agenda Terminkalender Agenda; Kalender; Kalenderprogramm; Tagesordnung
zakagenda Terminkalender Taschenkalender

Synoniemen voor "Terminkalender":


Wiktionary: Terminkalender

Terminkalender
noun
  1. een notitieboek waarin afspraken genoteerd worden