Overzicht
Duits naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. Zahnbruch:


Duits

Uitgebreide vertaling voor Zahnbruch (Duits) in het Nederlands

Zahnbruch:

Zahnbruch [der ~] zelfstandig naamwoord

  1. der Zahnbruch (Bruch; Fraktur)
    de breuk; breukgetal
    • breuk [de ~] zelfstandig naamwoord
    • breukgetal [znw.] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor Zahnbruch:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
breuk Bruch; Fraktur; Zahnbruch Bruch; Fraktur; Interruption; Riß; Sprung; Unterbrechung
breukgetal Bruch; Fraktur; Zahnbruch

Computer vertaling door derden: