Duits

Uitgebreide vertaling voor ablassen (Duits) in het Nederlands

ablassen:

ablassen werkwoord (lasse ab, läßt ab, ließ ab, ließet ab, abgelassen)

  1. ablassen
    ophouden; aflaten
    • ophouden werkwoord (houd op, houdt op, hield op, hielden op, opgehouden)
    • aflaten werkwoord (laat af, liet af, lieten af, afgelaten)
  2. ablassen (ausladen; löschen; entladen; abgeben)
    lossen; uitladen
    • lossen werkwoord (los, lost, loste, losten, gelost)
    • uitladen werkwoord (laad uit, laadt uit, laadde uit, laadden uit, uitgeladen)

Conjugations for ablassen:

Präsens
  1. lasse ab
  2. läßt ab
  3. läßt ab
  4. lassen ab
  5. laßt ab
  6. lassen ab
Imperfekt
  1. ließ ab
  2. ließest ab
  3. ließ ab
  4. ließen ab
  5. ließet ab
  6. ließen ab
Perfekt
  1. habe abgelassen
  2. hast abgelassen
  3. hat abgelassen
  4. haben abgelassen
  5. habt abgelassen
  6. haben abgelassen
1. Konjunktiv [1]
  1. lasse ab
  2. lassest ab
  3. lasse ab
  4. lassen ab
  5. lasset ab
  6. lassen ab
2. Konjunktiv
  1. ließe ab
  2. ließest ab
  3. ließe ab
  4. ließen ab
  5. ließet ab
  6. ließen ab
Futur 1
  1. werde ablassen
  2. wirst ablassen
  3. wird ablassen
  4. werden ablassen
  5. werdet ablassen
  6. werden ablassen
1. Konjunktiv [2]
  1. würde ablassen
  2. würdest ablassen
  3. würde ablassen
  4. würden ablassen
  5. würdet ablassen
  6. würden ablassen
Diverses
  1. lass ab!
  2. lasst ab!
  3. lassen Sie ab!
  4. abgelassen
  5. ablassend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Vertaal Matrix voor ablassen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
lossen Abladen; Ausladen
ophouden Aufhören; Ausscheiden
uitladen Abladen; Ausladen
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aflaten ablassen
lossen abgeben; ablassen; ausladen; entladen; löschen abladen; ausladen; entladen
ophouden ablassen abbrechen; abfallen; abhängen; abkoppeln; absterben; abtrennen; anhalten; aufhalten; aufhören; ausfallen; ausscheiden; aussterben; beenden; beschließen; bremsen; eingehen; enden; entkoppeln; erlöschen; etwas aufgeben; fertigbringen; fertigkriegen; fertigmachen; fertigstellen; halten; hemmen; hingehen; hinhalten; hochhalten; loshaken; loskoppeln; schließen; sterben; stocken; stoppen; verscheiden; verspäten; versterben; verzichten; verzögern; vollenden; zurücktreten
uitladen abgeben; ablassen; ausladen; entladen; löschen

Synoniemen voor "ablassen":


Wiktionary: ablassen


Cross Translation:
FromToVia
ablassen ventileren vent — to express a strong emotion
ablassen zich onderwerpen; afleggen; opgeven; prijsgeven; toegeven; afstaan; wijken; afstand doen; abdiceren; abdiqueren; aftreden; afstand doen van abdiquerrenoncer à un pouvoir que l’on exercer ; se démettre de ses fonctions.

Computer vertaling door derden: