Overzicht


Duits

Uitgebreide vertaling voor abstimmen (Duits) in het Nederlands

abstimmen:

abstimmen werkwoord (stimme ab, stimmst ab, stimmt ab, stimmte ab, stimmtet ab, abgestimmt)

  1. abstimmen (ablehnen)
    bijstellen; afstemmen; regelen; afstellen
    • bijstellen werkwoord (stel bij, stelt bij, stelde bij, stelden bij, bijgesteld)
    • afstemmen werkwoord (stem af, stemt af, stemde af, stemden af, afgestemd)
    • regelen werkwoord (regel, regelt, regelde, regelden, geregeld)
    • afstellen werkwoord (stel af, stelt af, stelde af, stelden af, afgesteld)
  2. abstimmen (einstellen; gleichschalten; gleichrichten)
    afstemmen; afstellen
    • afstemmen werkwoord (stem af, stemt af, stemde af, stemden af, afgestemd)
    • afstellen werkwoord (stel af, stelt af, stelde af, stelden af, afgesteld)
  3. abstimmen (stimmen; wählen)
    kiezen; stemmen; zijn stem uitbrengen
  4. abstimmen (gleichschalten; gleichrichten)
    afstemmen; gelijkschakelen
    • afstemmen werkwoord (stem af, stemt af, stemde af, stemden af, afgestemd)
    • gelijkschakelen werkwoord (schakel gelijk, schakelt gelijk, schakelde gelijk, schakelden gelijk, gelijkgeschakeld)
  5. abstimmen
    afstemmen
    • afstemmen werkwoord (stem af, stemt af, stemde af, stemden af, afgestemd)

Conjugations for abstimmen:

Präsens
  1. stimme ab
  2. stimmst ab
  3. stimmt ab
  4. stimmen ab
  5. stimmt ab
  6. stimmen ab
Imperfekt
  1. stimmte ab
  2. stimmtest ab
  3. stimmte ab
  4. stimmten ab
  5. stimmtet ab
  6. stimmten ab
Perfekt
  1. habe abgestimmt
  2. hast abgestimmt
  3. hat abgestimmt
  4. haben abgestimmt
  5. habt abgestimmt
  6. haben abgestimmt
1. Konjunktiv [1]
  1. stimme ab
  2. stimmest ab
  3. stimme ab
  4. stimmen ab
  5. stimmet ab
  6. stimmen ab
2. Konjunktiv
  1. stimmte ab
  2. stimmtest ab
  3. stimmte ab
  4. stimmten ab
  5. stimmtet ab
  6. stimmten ab
Futur 1
  1. werde abstimmen
  2. wirst abstimmen
  3. wird abstimmen
  4. werden abstimmen
  5. werdet abstimmen
  6. werden abstimmen
1. Konjunktiv [2]
  1. würde abstimmen
  2. würdest abstimmen
  3. würde abstimmen
  4. würden abstimmen
  5. würdet abstimmen
  6. würden abstimmen
Diverses
  1. stimm ab!
  2. stimmt ab!
  3. stimmen Sie ab!
  4. abgestimmt
  5. abstimmend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Vertaal Matrix voor abstimmen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
afstellen Abstimmen; Einstellen; Feineinstellung
afstemmen Abstimmen; Abstimmung; Einstellen; Feineinstellung
kiezen Stimmen; Wählen
regelen Abstimmen; Einstellen; Feineinstellung; Organisieren; Regeln
stemmen Stimmen; Wählen
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
afstellen ablehnen; abstimmen; einstellen; gleichrichten; gleichschalten
afstemmen ablehnen; abstimmen; einstellen; gleichrichten; gleichschalten ablehnen; abschlagen; abweisen; ausschlagen; einbauen; einführen; eingeben; einsetzen; einspeisen; einstellen; eintippen; führen; hineinstecken; importieren; inaugurieren; initiieren; installieren; starten; verweigern; verwerfen; zurückweisen
bijstellen ablehnen; abstimmen anpassen; anprobieren
gelijkschakelen abstimmen; gleichrichten; gleichschalten
kiezen abstimmen; stimmen; wählen auslesen; auswählen; herauspicken; heraussuchen; selektieren; sichten; sieben; sortieren; wählen
regelen ablehnen; abstimmen Maßregeln treffen; anordnen; aufbauen; aufstellen; ausrichten; bauen; deichseln; einrichten; erbauen; errichten; herrichten; in Ordnung bringen; klären; ordnen; organisieren; regeln; regulieren; steuern; veranstalten
stemmen abstimmen; stimmen; wählen
zijn stem uitbrengen abstimmen; stimmen; wählen

Synoniemen voor "abstimmen":


Wiktionary: abstimmen


Cross Translation:
FromToVia
abstimmen reconcilieren; verzoenen reconcile — to restore a friendly relationship
abstimmen balloteren; kiezen; stemmen élire — Choisir entre plusieurs personnes ou plusieurs choses. (Sens général).

Computer vertaling door derden: