Overzicht
Duits naar Nederlands: Meer gegevens...
- anfügen:
-
Wiktionary:
- anfügen → bijdoen, bijmengen, bijvoegen, toegeven, toevoegen, eraan toevoegen, aanbouwen, aanpassen, adapteren, aanbrengen, accommoderen, aaneenschakelen, bijeenvoegen, ineenzetten, samenstellen, bijeenbinden, samenbinden, verbinden, aaneenvoegen, bijeenbrengen, samenbrengen, verenigen, afstellen, passend maken, verstellen, instellen
Duits
Uitgebreide vertaling voor anfügen (Duits) in het Nederlands
anfügen:
-
anfügen (hinzufügen; zufügen; beifügen; zulegen; beilegen; beimischen; beigeben; hinzulegen; zugeben; beisetzen; hinzumengen; hineintun; hinzumischen)
-
anfügen (zufügen; hinzufügen; beifügen; beimischen; hinzukommen; beigeben; hinzulegen; hinzumengen; hineintun; hinzumischen)
-
anfügen (aufzählen; hinzufügen; addieren; zusammenzählen; beilegen; beifügen; zurechnen; hinzuzählen; beigeben)
-
anfügen (hinzufügen; einschließen; beifügen; schließen; enthalten; beilegen; erfassen; umziehen; bestreichen; umfassen; beschränken; einhegen; verkapseln; einschränken; einsperren; blockieren; eindämmen; einkreisen; umschließen; einpferchen; eindeichen; einsäumen; einkapseln)
-
anfügen
-
anfügen
Conjugations for anfügen:
Präsens
- füge an
- fügst an
- fügt an
- fügen an
- fügt an
- fügen an
Imperfekt
- fügte an
- fügtest an
- fügte an
- fügten an
- fügtet an
- fügten an
Perfekt
- habe angefügt
- hast angefügt
- hat angefügt
- haben angefügt
- habt angefügt
- haben angefügt
1. Konjunktiv [1]
- füge an
- fügest an
- füge an
- fügen an
- füget an
- fügen an
2. Konjunktiv
- fügte an
- fügtest an
- fügte an
- fügten an
- fügtet an
- fügten an
Futur 1
- werde anfügen
- wirst anfügen
- wird anfügen
- werden anfügen
- werdet anfügen
- werden anfügen
1. Konjunktiv [2]
- würde anfügen
- würdest anfügen
- würde anfügen
- würden anfügen
- würdet anfügen
- würden anfügen
Diverses
- füg an!
- fügt an!
- fügen Sie an!
- angefügt
- anfügend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie
Vertaal Matrix voor anfügen:
Synoniemen voor "anfügen":
Wiktionary: anfügen
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• anfügen | → bijdoen; bijmengen; bijvoegen; toegeven; toevoegen | ↔ adjoindre — À trier |
• anfügen | → eraan toevoegen; aanbouwen; bijdoen; bijmengen; bijvoegen; toegeven; toevoegen | ↔ ajouter — mettre en plus. |
• anfügen | → aanpassen; adapteren; aanbrengen; accommoderen | ↔ ajuster — accommoder une chose, en sorte qu’elle s’adapter à une autre. |
• anfügen | → aaneenschakelen; bijeenvoegen; ineenzetten; samenstellen; bijeenbinden; samenbinden; verbinden; aaneenvoegen; bijeenbrengen; samenbrengen; verenigen; afstellen; passend maken; verstellen; instellen; bijdoen; bijmengen; bijvoegen; toegeven; toevoegen | ↔ joindre — approcher deux choses l’une contre l’autre, en sorte qu’elles se toucher ou qu’elles se tenir. |
Computer vertaling door derden: