Duits
Uitgebreide vertaling voor auseinander gegangen (Duits) in het Nederlands
auseinander gegangen:
-
auseinander gegangen (entbunden; aufgelöst)
ontbonden; opgeheven; uiteengevallen; uiteengegaan-
ontbonden bijvoeglijk naamwoord
-
opgeheven bijvoeglijk naamwoord
-
uiteengevallen bijvoeglijk naamwoord
-
uiteengegaan bijvoeglijk naamwoord
-
Vertaal Matrix voor auseinander gegangen:
Bijwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
ontbonden | aufgelöst; auseinander gegangen; entbunden | |
opgeheven | aufgelöst; auseinander gegangen; entbunden | |
uiteengegaan | aufgelöst; auseinander gegangen; entbunden | |
uiteengevallen | aufgelöst; auseinander gegangen; entbunden |