Overzicht


Duits

Uitgebreide vertaling voor beabsichtigt (Duits) in het Nederlands

beabsichtigt:

beabsichtigt bijvoeglijk naamwoord

  1. beabsichtigt (vorgenommen; bezweckt; geplant)
    voorgenomen; beoogd
  2. beabsichtigt (angehend; zukünftig; nächst; geplant; zustehend)
    toekomstig; aankomend; toekomend; toekomstige; aanstaand

Vertaal Matrix voor beabsichtigt:

Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aankomend angehend; beabsichtigt; geplant; nächst; zukünftig; zustehend
aanstaand angehend; beabsichtigt; geplant; nächst; zukünftig; zustehend
toekomend angehend; beabsichtigt; geplant; nächst; zukünftig; zustehend
toekomstig angehend; beabsichtigt; geplant; nächst; zukünftig; zustehend
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
beoogd beabsichtigt; bezweckt; geplant; vorgenommen vorgeschlagen; vorgestellt
toekomstige angehend; beabsichtigt; geplant; nächst; zukünftig; zustehend
voorgenomen beabsichtigt; bezweckt; geplant; vorgenommen

Synoniemen voor "beabsichtigt":

  • angedacht; angelegt; geplant; intendiert; vorgesehen

beabsichtigt vorm van beabsichtigen:

beabsichtigen werkwoord (beabsichtige, beabsichtigst, beabsichtigt, beabsichtigte, beabsichtigtet, beabsichtigt)

  1. beabsichtigen (bezwecken)
    bedoelen; ergens iets mee willen zeggen
  2. beabsichtigen (bezwecken)
    viseren; doel beogen; aansturen op
  3. beabsichtigen (der Meinung sein; erstreben; anstreben; bezwecken; annehmen)
    bedoelen; beogen; ten doel hebben
    • bedoelen werkwoord (bedoel, bedoelt, bedoelde, bedoelden, bedoeld)
    • beogen werkwoord (beoog, beoogt, beoogde, beoogden, beoogd)
    • ten doel hebben werkwoord
  4. beabsichtigen (vornehmen)
    voornemen
    • voornemen werkwoord (neem voor, neemt voor, nam voor, namen voor, voorgenomen)

Conjugations for beabsichtigen:

Präsens
  1. beabsichtige
  2. beabsichtigst
  3. beabsichtigt
  4. beabsichtigen
  5. beabsichtigt
  6. beabsichtigen
Imperfekt
  1. beabsichtigte
  2. beabsichtigtest
  3. beabsichtigte
  4. beabsichtigten
  5. beabsichtigtet
  6. beabsichtigten
Perfekt
  1. habe beabsichtigt
  2. hast beabsichtigt
  3. hat beabsichtigt
  4. haben beabsichtigt
  5. habt beabsichtigt
  6. haben beabsichtigt
1. Konjunktiv [1]
  1. beabsichtige
  2. beabsichtigest
  3. beabsichtige
  4. beabsichtigen
  5. beabsichtiget
  6. beabsichtigen
2. Konjunktiv
  1. beabsichtigte
  2. beabsichtigtest
  3. beabsichtigte
  4. beabsichtigten
  5. beabsichtigtet
  6. beabsichtigten
Futur 1
  1. werde beabsichtigen
  2. wirst beabsichtigen
  3. wird beabsichtigen
  4. werden beabsichtigen
  5. werdet beabsichtigen
  6. werden beabsichtigen
1. Konjunktiv [2]
  1. würde beabsichtigen
  2. würdest beabsichtigen
  3. würde beabsichtigen
  4. würden beabsichtigen
  5. würdet beabsichtigen
  6. würden beabsichtigen
Diverses
  1. beabsichtig!
  2. beabsichtigt!
  3. beabsichtigen Sie!
  4. beabsichtigt
  5. beabsichtigend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Vertaal Matrix voor beabsichtigen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aansturen op Anstreben; Anstrebung; Beabsichtigen; Bezwecken; Erstreben
beogen Anstreben; Anstrebung; Beabsichtigen; Bezwecken; Erstreben
voornemen Absicht; Endzweck; Entschluß; Intention; Plan; Vorhaben; Vorsatz; Ziel; Zweck
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aansturen op beabsichtigen; bezwecken ansteuern; zuhalten auf
bedoelen annehmen; anstreben; beabsichtigen; bezwecken; der Meinung sein; erstreben
beogen annehmen; anstreben; beabsichtigen; bezwecken; der Meinung sein; erstreben
doel beogen beabsichtigen; bezwecken
ergens iets mee willen zeggen beabsichtigen; bezwecken
ten doel hebben annehmen; anstreben; beabsichtigen; bezwecken; der Meinung sein; erstreben
viseren beabsichtigen; bezwecken
voornemen beabsichtigen; vornehmen

Synoniemen voor "beabsichtigen":


Wiktionary: beabsichtigen

beabsichtigen
verb
  1. iets met een bepaald oogmerk doen
  2. van plan zijn iets te gaan doen
adverb
  1. voornemens zijn

Cross Translation:
FromToVia
beabsichtigen van plan zijn; willen mean — to intend; plan on doing
beabsichtigen bedoelen; willen zeggen mean — to signify
beabsichtigen van plan zijn purpose — have set as one's purpose; intend

Computer vertaling door derden: