Home ->Woordenboeken ->Duits/Nederlands ->Vertaal durchschauen

Vertaal durchschauen van Duits naar Nederlands

Overzicht
Duits naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. durchschauen:
  2. Wiktionary:

Duits

Uitgebreide vertaling voor durchschauen (Duits) in het Nederlands

durchschauen:

durchschauen werkwoord (durchschaue, durchschaust, durchschaut, durchschaute, durchschautet, durchschaut)

  1. durchschauen (begreifen; verstehen; kapieren; )
    begrijpen; snappen; inzien; met het verstand vatten
    • begrijpen werkwoord (begrijp, begrijpt, begreep, begrepen, begrepen)
    • snappen werkwoord (snap, snapt, snapte, snapten, gesnapt)
    • inzien werkwoord (zie in, ziet in, zag in, zagen in, ingezien)
  2. durchschauen (kapieren; durchsehen; erkennen)
    doorhebben; doorzien
    • doorhebben werkwoord (heb door, hebt door, heeft door, had door, hadden door, doorgehad)
    • doorzien werkwoord (doorzie, doorziet, doorzag, doorzagen, doorzien)
  3. durchschauen (kapieren; durchsehen)
    doorkrijgen; beginnen te snappen
  4. durchschauen (begreifen; realisieren; erkennen; )
    realiseren; onderkennen; beseffen; inzien; doorzien
    • realiseren werkwoord (realiseer, realiseert, realiseerde, realiseerden, gerealiseerd)
    • onderkennen werkwoord (onderken, onderkent, onderkende, onderkenden, onderkend)
    • beseffen werkwoord (besef, beseft, besefte, beseften, beseft)
    • inzien werkwoord (zie in, ziet in, zag in, zagen in, ingezien)
    • doorzien werkwoord (doorzie, doorziet, doorzag, doorzagen, doorzien)
  5. durchschauen (verstehen; einsehen; erkennen; )
    doorzien hebben; inzien
  6. durchschauen (durchsehen)
    erdoorheen kijken; erdoorheen zien
    • erdoorheen kijken werkwoord (kijk erdoorheen, kijkt erdoorheen, keek erdoorheen, keken erdoorheen, erdoorheen gekeken)
    • erdoorheen zien werkwoord (zie erdoorheen, ziet erdoorheen, zag erdoorheen, zagen erdoorheen, erdoorheen gezien)

Conjugations for durchschauen:

Präsens
  1. durchschaue
  2. durchschaust
  3. durchschaut
  4. durchschauen
  5. durchschaut
  6. durchschauen
Imperfekt
  1. durchschaute
  2. durchschautest
  3. durchschaute
  4. durchschauten
  5. durchschautet
  6. durchschauten
Perfekt
  1. habe durchschaut
  2. hast durchschaut
  3. hat durchschaut
  4. haben durchschaut
  5. habt durchschaut
  6. haben durchschaut
1. Konjunktiv [1]
  1. durchschaue
  2. durchschauest
  3. durchschaue
  4. durchschauen
  5. durchschauet
  6. durchschauen
2. Konjunktiv
  1. durchschaute
  2. durchschautest
  3. durchschaute
  4. durchschauten
  5. durchschautet
  6. durchschauten
Futur 1
  1. werde durchschauen
  2. wirst durchschauen
  3. wird durchschauen
  4. werden durchschauen
  5. werdet durchschauen
  6. werden durchschauen
1. Konjunktiv [2]
  1. würde durchschauen
  2. würdest durchschauen
  3. würde durchschauen
  4. würden durchschauen
  5. würdet durchschauen
  6. würden durchschauen
Diverses
  1. durchschau!
  2. durchschaut!
  3. durchschauen Sie!
  5. durchschaut
  6. durchschauend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Vertaal Matrix voor durchschauen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
begrijpen Begreifen; Verstehen
snappen Begreifen
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
beginnen te snappen durchschauen; durchsehen; kapieren
begrijpen begreifen; durchschauen; einsehen; erkennen; fassen; kapieren; verstehen auffassen; begreifen; einsehen; verstehen
beseffen begreifen; durchschauen; einsehen; erkennen; fassen; kapieren; realisieren; verstehen
doorhebben durchschauen; durchsehen; erkennen; kapieren
doorkrijgen durchschauen; durchsehen; kapieren
doorzien begreifen; durchschauen; durchsehen; einsehen; erkennen; fassen; kapieren; realisieren; verstehen
doorzien hebben begreifen; durchschauen; einsehen; erkennen; kapieren; schnallen; verstehen
erdoorheen kijken durchschauen; durchsehen
erdoorheen zien durchschauen; durchsehen
inzien begreifen; durchschauen; einsehen; erkennen; fassen; kapieren; realisieren; schnallen; verstehen durchsehen; einsehen; hineinsehen
met het verstand vatten begreifen; durchschauen; einsehen; erkennen; fassen; kapieren; verstehen
onderkennen begreifen; durchschauen; einsehen; erkennen; fassen; kapieren; realisieren; verstehen
realiseren begreifen; durchschauen; einsehen; erkennen; fassen; kapieren; realisieren; verstehen bilden; realisieren; schaffen; verwirklichen; vollführen; zurechtbringen; zustande bringen
snappen begreifen; durchschauen; einsehen; erkennen; fassen; kapieren; verstehen auf frischer Tat ertappen; erfassen; ergreifen; ertappen; erwischen; fangen; fassen; schnappen
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
doorzien deutlich; klar; offensichtlich; sonnenklar

Synoniemen voor "durchschauen":


Wiktionary: durchschauen

durchschauen
verb
  1. doorzíén, begrijpen, bevatten, doorgronden
Cross Translation:
FromToVia
• durchschauen → doorheen zien ↔ see through — find something to be transparent







Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.0398 seconde
Page rendered in 1.0 seconds