Home ->Woordenboeken ->Duits/Nederlands ->Vertaal empört

Vertaal empört van Duits naar Nederlands

Overzicht

Duits naar Nederlands: Meer gegevens...

empört:
- verontwaardigd; gebelgd; misnoegd; verstoord; gekwetst; in oproer
empören:
- in opstand komen; rebelleren
Wiktionary:
- empört → zijn ongenoegen uiten, zich storen aan
- empören → zijn ongenoegen uiten, zich storen aan

Duits

Uitgebreide vertaling voor empört (Duits) in het Nederlands

empört:

empört bijvoeglijk naamwoord

empört (erbost; verärgert; bitterböse; aufgeregt; böse; verstimmt; haßerfüllt; ärgerlich; aufgebracht; erzürnt; ergrimmt)
verontwaardigd; gebelgd; misnoegd; verstoord; gekwetst
- verontwaardigd bijvoeglijk naamwoord
- gebelgd bijvoeglijk naamwoord
- misnoegd bijvoeglijk naamwoord
- verstoord bijvoeglijk naamwoord
- gekwetst bijvoeglijk naamwoord
empört
in oproer
- in oproer bijvoeglijk naamwoord

Vertaal Matrix voor empört:

Bijvoeglijk Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
gebelgd	aufgebracht; aufgeregt; bitterböse; böse; empört; erbost; ergrimmt; erzürnt; haßerfüllt; verstimmt; verärgert; ärgerlich	aufgebracht; ergrimmt; erzürnt; gebrochen; geladen; glücklos; grimmig; kribbelig; mißmutig; mißvergnügt; sauer; säuerlich; unwillig; unzufrieden; verbissen; verdrießlich; verstimmt; verärgert; wütend; zornig; ärgerlich
gekwetst	aufgebracht; aufgeregt; bitterböse; böse; empört; erbost; ergrimmt; erzürnt; haßerfüllt; verstimmt; verärgert; ärgerlich	angeschossen; beleidigt; gekränkt; getroffen; verletzt; verwundet
misnoegd	aufgebracht; aufgeregt; bitterböse; böse; empört; erbost; ergrimmt; erzürnt; haßerfüllt; verstimmt; verärgert; ärgerlich	agitiert; aufgebracht; aufgeregt; erhitzt; erregt; gebrochen; glücklos; grimmig; kribbelig; mißmutig; mißvergnügt; sauer; säuerlich; unwillig; unzufrieden; verdrießlich; verstimmt; verärgert; ärgerlich
verontwaardigd	aufgebracht; aufgeregt; bitterböse; böse; empört; erbost; ergrimmt; erzürnt; haßerfüllt; verstimmt; verärgert; ärgerlich
verstoord	aufgebracht; aufgeregt; bitterböse; böse; empört; erbost; ergrimmt; erzürnt; haßerfüllt; verstimmt; verärgert; ärgerlich	mißvergnügt; unzufrieden; verdrießlich; verstimmt; ärgerlich
Bijwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
in oproer	empört

Synoniemen voor "empört":

angefressen; auf 180; aufgebracht; einen Hals haben; erbost; fuchsteufelswild; geladen; gram; grantig; pissig; rasend; sauer; stinkig; stinksauer; stinkwütend; stocksauer; ungehalten; verschnupft; verärgert; wutentbrannt; wütend; zerknirscht; zornig

Wiktionary: empört

Cross Translation:

From	To	Via
• empört	→ zijn ongenoegen uiten; zich storen aan	↔ resent — to express or exhibit displeasure or indignation at (words or acts)

empört vorm van empören:

empören werkwoord (empöre, empörst, empört, empörte, empörtet, empört)

empören (rebellieren; erheben; sich auf lehnen; auflehnen; aufmucken; aufmucksen)
in opstand komen; rebelleren
- in opstand komen werkwoord (kom in opstand, komt in opstand, kwam in opstand, kwamen in opstand, in opstand gekomen)
- rebelleren werkwoord (rebelleer, rebelleert, rebelleerde, rebelleerden, gerebelleerd)

Conjugations for empören:

Präsens

empöre
empörst
empört
empören
empört
empören

Imperfekt

empörte
empörtest
empörte
empörten
empörtet
empörten

Perfekt

bin empört
bist empört
ist empört
sind empört
seid empört
sind empört

1. Konjunktiv [1]

empöre
empörest
empöre
empören
empöret
empören

2. Konjunktiv

empörte
empörtest
empörte
empörten
empörtet
empörten

Futur 1

werde empören
wirst empören
wird empören
werden empören
werdet empören
werden empören

1. Konjunktiv [2]

würde empören
würdest empören
würde empören
würden empören
würdet empören
würden empören

Diverses

empör!
empört!
empören Sie!
empört
empörend

1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Vertaal Matrix voor empören:

Werkwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
in opstand komen	auflehnen; aufmucken; aufmucksen; empören; erheben; rebellieren; sich auf lehnen
rebelleren	auflehnen; aufmucken; aufmucksen; empören; erheben; rebellieren; sich auf lehnen

Synoniemen voor "empören":

auf die Palme bringen; aufregen; die Freude verderben; entrüsten; erzürnen; in Harnisch bringen; verstimmen; wütend machen; zur Weißglut bringen; zur Weißglut treiben; ärgern

Wiktionary: empören

Cross Translation:

From	To	Via
• empören	→ zijn ongenoegen uiten; zich storen aan	↔ resent — to express or exhibit displeasure or indignation at (words or acts)