Overzicht
Duits naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. fortlaufen:


Duits

Uitgebreide vertaling voor fortlaufen (Duits) in het Nederlands

fortlaufen:

fortlaufen werkwoord

  1. fortlaufen (von zu Hause ausreißen; weglaufen; davonlaufen)
    weglopen; van huis weglopen

Vertaal Matrix voor fortlaufen:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
van huis weglopen davonlaufen; fortlaufen; von zu Hause ausreißen; weglaufen
weglopen davonlaufen; fortlaufen; von zu Hause ausreißen; weglaufen ausbrechen; ausreißen; aussteigen; davoneilen; durchbrennen; entfliehen; entkommen; entwischen; fliehen; flüchten; fortrennen; weglaufen

Synoniemen voor "fortlaufen":