Home ->Woordenboeken ->Duits/Nederlands ->Vertaal gestehen

Vertaal gestehen van Duits naar Nederlands

Overzicht
Duits naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. gestehen:
  2. Wiktionary:

Duits

Uitgebreide vertaling voor gestehen (Duits) in het Nederlands

gestehen:

gestehen werkwoord (gestehe, gestehst, gesteht, gestand, gestandet, gestanden)

  1. gestehen (bekennen; eingestehen)
    bekennen
    • bekennen werkwoord (beken, bekent, bekende, bekenden, bekend)
  2. gestehen (zugeben; zugestehen)
    toegeven; erkennen; als waar erkennen
  3. gestehen (genehmigen; lassen; erlauben; )
    toestaan; laten; permitteren; toelaten; duren; toestemmen; goedkeuren; gunnen; inwilligen; vergunnen; dulden; goedvinden
    • toestaan werkwoord (sta toe, staat toe, stond toer, stonden toe, toegestaan)
    • laten werkwoord (laat, liet, lieten, gelaten)
    • permitteren werkwoord (permitteer, permitteert, permitteerde, permitteerden, gepermitteerd)
    • toelaten werkwoord (laat toe, liet toe, lieten toe, toegelaten)
    • duren werkwoord (duurt, duurde, geduurd)
    • toestemmen werkwoord (stem toe, stemt toe, stemde toe, stemden toe, toegestemd)
    • goedkeuren werkwoord (keur goed, keurt goed, keurde goed, keurden goed, goedgekeurd)
    • gunnen werkwoord (gun, gunt, gunde, gunden, gegund)
    • inwilligen werkwoord (willig in, willigt in, willigde in, willigden in, ingewilligd)
    • vergunnen werkwoord (vergun, vergunt, vergunde, vergunden, vergund)
    • dulden werkwoord (duld, duldt, duldde, duldden, geduld)
    • goedvinden werkwoord (vind goed, vindt goed, vond goed, vonden goed, goedgevonden)
  4. gestehen (erlauben; gewähren; gutheißen; )
    toestaan; toestemmen; goed vinden
    • toestaan werkwoord (sta toe, staat toe, stond toer, stonden toe, toegestaan)
    • toestemmen werkwoord (stem toe, stemt toe, stemde toe, stemden toe, toegestemd)
    • goed vinden werkwoord

Conjugations for gestehen:

Präsens
  1. gestehe
  2. gestehst
  3. gesteht
  4. gestehen
  5. gesteht
  6. gestehen
Imperfekt
  1. gestand
  2. gestandst
  3. gestand
  4. gestanden
  5. gestandet
  6. gestanden
Perfekt
  1. habe gestanden
  2. hast gestanden
  3. hat gestanden
  4. haben gestanden
  5. habt gestanden
  6. haben gestanden
1. Konjunktiv [1]
  1. gestehe
  2. gestehest
  3. gestehe
  4. gestehen
  5. gestehet
  6. gestehen
2. Konjunktiv
  1. gestände
  2. geständest
  3. gestände
  4. geständen
  5. geständet
  6. geständen
Futur 1
  1. werde gestehen
  2. wirst gestehen
  3. wird gestehen
  4. werden gestehen
  5. werdet gestehen
  6. werden gestehen
1. Konjunktiv [2]
  1. würde gestehen
  2. würdest gestehen
  3. würde gestehen
  4. würden gestehen
  5. würdet gestehen
  6. würden gestehen
Diverses
  1. gestehe!
  2. gesteht!
  3. gestehen Sie!
  5. gestanden
  6. gestehend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Vertaal Matrix voor gestehen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bekennen Religionsbekenntnis
goedvinden Bewilligung; Erlaubnis; Genehmigung; Permission
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
als waar erkennen gestehen; zugeben; zugestehen
bekennen bekennen; eingestehen; gestehen
dulden austeilen; bekräftigen; bewilligen; eingestehen; einräumen; einwilligen; entgegenkommen; erlauben; genehmigen; gestatten; gestehen; gewähren; gutheißen; lassen; nachgeben; zulassen ausgestreckt halten; aushalten; ausharren; bewilligen; dulden; durchhalten; einwilligen; erlauben; ertragen; genehmigen; gestatten; gewähren; gutheißen; tragen; zulassen; zustimmen; überdauern
duren austeilen; bekräftigen; bewilligen; eingestehen; einräumen; einwilligen; entgegenkommen; erlauben; genehmigen; gestatten; gestehen; gewähren; gutheißen; lassen; nachgeben; zulassen
erkennen gestehen; zugeben; zugestehen
goed vinden ausstellen; austeilen; bewilligen; eingestehen; einlenken; einräumen; einsehen; einweisen; einwilligen; entgegenkommen; erlauben; genehmigen; gestatten; gestehen; gewähren; gutheißen; zugeben; zugestehen; zuweisen
goedkeuren austeilen; bekräftigen; bewilligen; eingestehen; einräumen; einwilligen; entgegenkommen; erlauben; genehmigen; gestatten; gestehen; gewähren; gutheißen; lassen; nachgeben; zulassen autorisieren; beglaubigen; bekräftigen; besiegeln; bewilligen; billigen; genehmigen; gestatten; gutheißen
goedvinden austeilen; bekräftigen; bewilligen; eingestehen; einräumen; einwilligen; entgegenkommen; erlauben; genehmigen; gestatten; gestehen; gewähren; gutheißen; lassen; nachgeben; zulassen autorisieren; bekräftigen; bewilligen; genehmigen; gestatten; gutheißen
gunnen austeilen; bekräftigen; bewilligen; eingestehen; einräumen; einwilligen; entgegenkommen; erlauben; genehmigen; gestatten; gestehen; gewähren; gutheißen; lassen; nachgeben; zulassen bewilligen; erlauben; geben; genehmigen; gewähren; gutheißen; gönnen; vergönnen; zuerkennen; zugestehen; zuteilen; zuweisen; überreichen
inwilligen austeilen; bekräftigen; bewilligen; eingestehen; einräumen; einwilligen; entgegenkommen; erlauben; genehmigen; gestatten; gestehen; gewähren; gutheißen; lassen; nachgeben; zulassen bewilligen; einwilligen; erlauben; genehmigen; gewähren; gut heißen; vergönnen
laten austeilen; bekräftigen; bewilligen; eingestehen; einräumen; einwilligen; entgegenkommen; erlauben; genehmigen; gestatten; gestehen; gewähren; gutheißen; lassen; nachgeben; zulassen beipflichten; bewilligen; dulden; eingehen; einlassen; einwilligen; entbinden; entschuldigen; erlauben; ewähren; freilassen; genehmigen; gestatten; gewähren; gutheißen; gönnen; hereinlassen; hineinlassen; hinterlassen; lassen; leiden; vergönnen; vorlassen; zulassen; zustimmen
permitteren austeilen; bekräftigen; bewilligen; eingestehen; einräumen; einwilligen; entgegenkommen; erlauben; genehmigen; gestatten; gestehen; gewähren; gutheißen; lassen; nachgeben; zulassen autorisieren; beipflichten; bewilligen; dulden; eingehen; einlassen; einwilligen; entbinden; entschuldigen; erlauben; ewähren; freilassen; genehmigen; gestatten; gewähren; gutheißen; gönnen; hereinlassen; hineinlassen; hinterlassen; lassen; leiden; vergönnen; vorlassen; zulassen; zustimmen
toegeven gestehen; zugeben; zugestehen sich übergeben; zuerkennen; zugeben; zugestehen
toelaten austeilen; bekräftigen; bewilligen; eingestehen; einräumen; einwilligen; entgegenkommen; erlauben; genehmigen; gestatten; gestehen; gewähren; gutheißen; lassen; nachgeben; zulassen beipflichten; bewilligen; dulden; eingehen; einlassen; einwilligen; entbinden; entschuldigen; erlauben; ewähren; freilassen; genehmigen; gestatten; gewähren; gutheißen; gönnen; hereinlassen; hineinlassen; hinterlassen; jemanden zulassen; lassen; leiden; vergönnen; vorlassen; zuerkennen; zugestehen; zulassen; zustimmen
toestaan ausstellen; austeilen; bekräftigen; bewilligen; eingestehen; einlenken; einräumen; einsehen; einweisen; einwilligen; entgegenkommen; erlauben; genehmigen; gestatten; gestehen; gewähren; gutheißen; lassen; nachgeben; zugeben; zugestehen; zulassen; zuweisen autorisieren; bewilligen; einwilligen; erlauben; genehmigen; gestatten; gewähren; gut heißen; vergönnen; zulassen
toestemmen ausstellen; austeilen; bekräftigen; bewilligen; eingestehen; einlenken; einräumen; einsehen; einweisen; einwilligen; entgegenkommen; erlauben; genehmigen; gestatten; gestehen; gewähren; gutheißen; lassen; nachgeben; zugeben; zugestehen; zulassen; zuweisen
vergunnen austeilen; bekräftigen; bewilligen; eingestehen; einräumen; einwilligen; entgegenkommen; erlauben; genehmigen; gestatten; gestehen; gewähren; gutheißen; lassen; nachgeben; zulassen bewilligen; einwilligen; erlauben; genehmigen; gestatten; gewähren; gut heißen; vergönnen; zuerkennen; zugestehen
Not SpecifiedVerwante vertalingenAndere vertalingen
goedkeuren autorisieren

Synoniemen voor "gestehen":


Wiktionary: gestehen

gestehen
verb
  1. toegeven
Cross Translation:
FromToVia
• gestehen → bekennen ↔ confess — to admit to the truth
• gestehen → bekennen ↔ avouer — confesser et reconnaître qu’une chose être ou n’est pas, en demeurer d’accord.







Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.0593 seconde
Page rendered in 1.0 seconds