Duits
Uitgebreide vertaling voor häuslich (Duits) in het Nederlands
häuslich:
-
häuslich (bequem; komfortabel; gemütlich; gemächlich; angenehm; behaglich; bequemlich; schön; einfach; vergnüglich; gesellig; leicht; glatt; wohltuend; simpel)
comfortabel; gemakkelijk; geriefelijk; aangenaam-
comfortabel bijvoeglijk naamwoord
-
gemakkelijk bijvoeglijk naamwoord
-
geriefelijk bijvoeglijk naamwoord
-
aangenaam bijvoeglijk naamwoord
-
-
häuslich (gemütlich; heimlich; angenehm; gesellig; behaglich; vergnüglich)
genoeglijk-
genoeglijk bijvoeglijk naamwoord
-
Vertaal Matrix voor häuslich:
Computer vertaling door derden: