Kichern in het Nederlands vertaald uit het Duits

Overzicht

Duits naar Nederlands: Meer gegevens...

Duits

Uitgebreide vertaling voor kichern (Duits) in het Nederlands

kichern (feixen)
giechelen
- giechelen werkwoord (giechel, giechelt, giechelde, giechelden, gegiecheld)
kichern (lachen; lächeln; schallen; grinsen; glucksen)
lachen; schateren
- lachen werkwoord (lach, lacht, lachte, lachten, gelachen)
- schateren werkwoord (schater, schatert, schaterde, schaterden, geschaterd)
kichern (schmunzeln; feixen; sich ins Fäustchen lachen)
gnuiven
- gnuiven werkwoord (gnuif, gnuift, gnuifde, gnuifden, gegnuifd)
kichern (glucksen; schmunzeln; grinsen)
grinniken; proesten
- grinniken werkwoord (grinnik, grinnikt, grinnikte, grinnikten, gegrinnikt)
- proesten werkwoord (proest, proestte, proestten, geproest)

Werkwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
giechelen	feixen; kichern
gnuiven	feixen; kichern; schmunzeln; sich ins Fäustchen lachen
grinniken	glucksen; grinsen; kichern; schmunzeln	schmunzeln
lachen	glucksen; grinsen; kichern; lachen; lächeln; schallen
proesten	glucksen; grinsen; kichern; schmunzeln	niesen; prusten
schateren	glucksen; grinsen; kichern; lachen; lächeln; schallen

kichern

verb

Cross Translation:

From	To	Via
• kichern	→ giechelen	↔ giggle — laugh
• kichern	→ giechelen	↔ ricaner — rire avec une affectation d’impertinence et dans une intention de moquerie.